ECLI:NL:RBMNE:2021:6670

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
C/16/494285/FO RK 19-1878
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging gezag en zorgregeling voor minderjarige na overlijden moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 maart 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot het gezag en de zorgregeling van de minderjarige [verzoekster (voornaam)]. De zaak betreft een verzoek van [verzoekster (voornaam)] om het gezag over haar te wijzigen, zodat alleen haar opa moederszijde (mz.) het gezag over haar zou hebben. Dit verzoek is ingediend na het overlijden van haar moeder en de gezamenlijke toekenning van het gezag aan haar vader en opa mz. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de procedure, die eerder een onderzoek heeft ingesteld naar de gezagssituatie en de zorgregeling tussen [verzoekster (voornaam)] en haar vader.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 februari 2021 is gebleken dat [verzoekster (voornaam)] sinds de zomer van 2019 geen contact meer heeft met haar vader en dat zij dit mentaal en fysiek niet aan kan. De Raad adviseerde om het gezag in stand te laten, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [verzoekster (voornaam)] klem of verloren zou raken tussen haar vader en opa mz. De kinderrechter heeft daarom besloten dat alleen de opa mz. belast zal zijn met het gezag over [verzoekster (voornaam)].

Daarnaast heeft de kinderrechter besloten dat er geen zorgregeling tussen [verzoekster (voornaam)] en haar vader zal worden vastgesteld. Dit besluit is genomen omdat [verzoekster (voornaam)] al anderhalf jaar geen contact meer heeft met haar vader en zij consistent heeft aangegeven geen contact te willen. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om in de toekomst te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor contactherstel tussen [verzoekster (voornaam)] en haar vader.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/494285 / FO RK 19-1878
Beschikking van 19 maart 2021
betreffende:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [verzoekster (voornaam)] ,
met als belanghebbenden:
[belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: de vader,
en
[belanghebbende 2] en [belanghebbende 3] ,
beide wonende te [woonplaats] ,
hierna: de grootouders moederszijde (mz.).
De Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland, locatie [locatie] (hierna: de Raad), is op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) betrokken in de procedure.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 7 februari 2020. In die beschikking heeft de kinderrechter de Raad voor de Kinderbescherming de opdracht gegeven om een onderzoek in te stellen naar de gezagssituatie van [verzoekster (voornaam)] en naar de zorgregeling tussen [verzoekster (voornaam)] en haar vader.
1.2.
De kinderrechter heeft daarna ontvangen:
- het raadsrapport van 5 januari 2021 van de Raad;
- de brief van [verzoekster (voornaam)] , ingekomen op 16 februari 2021;
- het e-mailbericht van de grootouders mz. van 16 februari 2021.
1.3.
De kinderrechter heeft [verzoekster (voornaam)] uitgenodigd voor een gesprek op 17 februari 2021. Hiervan heeft zij geen gebruik gemaakt. Zij heeft wel de kinderrechter een brief geschreven, die op 16 februari 2021 is ontvangen.
1.4.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 19 februari 2021. Op verzoek van de grootouders mz. heeft de mondelinge behandeling via Skype plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de vader,
- de grootouders mz.,
- de heer [A] , namens de Raad.
Daarbij had de heer [A] van de Raad alleen een geluidsverbinding, omdat het niet lukte om ook een beeldverbinding tot stand te brengen.
De vader, de grootouders mz. en de heer [A] bevonden zich in afzonderlijke ruimtes. De kinderrechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden-Nederland in Utrecht.

2.De standpunten en de beoordeling

2.1.
De kinderrechter moet een beslissing nemen op het verzoek van [verzoekster (voornaam)] om het gezag over haar te wijzigen, in die zin dat alleen de opa mz. het gezag over haar heeft. Bovendien moet de kinderrechter een beslissing nemen op het verzoek van [verzoekster (voornaam)] om zo min mogelijk omgang met haar vader te hebben.
2.2.
[verzoekster (voornaam)] wil graag dat alleen haar opa de beslissingen over haar kan nemen, omdat zij sinds de zomer van 2019 niet meer naar de vader toe gaat en omdat zij dit mentaal en fysiek niet aan kan. Zij wordt belemmerd in haar dagelijkse leven, omdat voor belangrijke zaken de handtekening van de vader nodig is en het de vraag is of de vader dan toestemming zal verlenen. Ook vraagt [verzoekster (voornaam)] om de zorgregeling met de vader te wijzigen. [verzoekster (voornaam)] wil graag dat de contactregeling wordt aangepast naar een regeling waarbij zij de vader zo min mogelijk hoeft te zien, het liefst zou zij hem helemaal niet zien.
2.3.
De Raad adviseert om het gezag over [verzoekster (voornaam)] in stand te laten, inhoudende dat de vader en de opa mz. gezamenlijk belast blijven met het gezag over [verzoekster (voornaam)] . De Raad ziet namelijk dat er geen doorslaggevende argumenten zijn om het gezag bij de vader weg te halen. Ten aanzien van de zorgregeling adviseert de Raad om geen zorgregeling tussen [verzoekster (voornaam)] en haar vader vast te stellen. Wel hoopt de Raad dat het in de toekomst voor [verzoekster (voornaam)] en de vader weer mogelijk gaat zijn om contact met elkaar te hebben.
2.4.
De grootouders mz. verklaren dat [verzoekster (voornaam)] het nu moeilijk heeft door de coronamaatregelen, een vriendin die het moeilijk heeft en het voortduren van de onderhavige rechtszaak. [verzoekster (voornaam)] wil volgens de grootouders mz. het liefst naar het buitenland verhuizen om zo haar vader niet meer te hoeven zien. [verzoekster (voornaam)] is al langer bang voor haar vader en zij heeft hulp nodig van een psycholoog. Zij heeft al twee psychologen gehad, maar er was geen klik. Deze klik is voor [verzoekster (voornaam)] echter heel belangrijk.
2.5.
De vader vindt de situatie complex. Hij hoort wederom negatieve verhalen over hoe [verzoekster (voornaam)] over hem zou denken, maar hij weet niet of dat echt zo is. Daar komt bij dat hij het gevoel heeft dat de oma mz. hem al lang dwars probeert te zitten. De vader heeft spijt van dingen die hij in Praag tegen [verzoekster (voornaam)] heeft gezegd. Hij wil graag contact met [verzoekster (voornaam)] , maar hij beseft dat hij dat niet kan afdwingen.
2.6.
De kinderrechter zal beslissen dat voortaan alleen de opa mz. met het gezag over [verzoekster (voornaam)] zal zijn belast. Bovendien zal de kinderrechter beslissen dat geen zorgregeling tussen [verzoekster (voornaam)] en haar vader zal worden vastgesteld. De kinderrechter zal deze beslissingen hierna uitleggen.
Gezagsuitoefening over [verzoekster (voornaam)] alleen door de opa mz.
2.7.
De rechtbank kan de gezaghebbende ouder samen met een ander dan de ouder belasten met het gezag over een minderjarige. [1] Uit het gezagsregister blijkt dat de rechtbank dit ook op 16 mei 2007 heeft gedaan: vanaf die datum hebben de vader en de opa mz. samen het gezag over [verzoekster (voornaam)] .
2.8.
De kinderrechter kan na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt als:
- er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
- wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. [2]
2.9.
De kinderrechter kan, indien haar blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing geven op het in 2.8. bedoelde. [3]
2.10.
De kinderrechter vindt dat artikel 1:251a BW ook (analoog) van toepassing is in deze zaak waarbij [verzoekster (voornaam)] verzoekt om het gezag over haar te wijzigen. De ratio van de informele rechtsingang is om een minderjarige een mogelijkheid te bieden om zich op informele wijze te wenden tot de rechter in kwesties rondom omgang en gezag. Het enkele feit dat in de vrij weinig voorkomende situatie van gezag van een ouder tezamen met een ander dan de ouder een dergelijke bepaling niet is opgenomen staat daaraan niet in de weg.
2.11.
Nu de kinderrechter vindt dat artikel 1:251a BW van toepassing is, moet de kinderrechter beoordelen of het gezag aan één persoon (in deze zaak aan de opa mz.) moet toekomen. Daarbij moet zij beoordelen of sprake is van:
- een onaanvaardbaar risico dat [verzoekster (voornaam)] klem of verloren zou raken tussen de vader en de opa mz. en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen,
of dat
- wijziging van het gezag anderszins in het belang van [verzoekster (voornaam)] noodzakelijk is.
2.12.
[verzoekster (voornaam)] en de vader zitten in een moeizame periode. Zij hebben sinds de zomer van 2019 geen contact met elkaar. De vader laat [verzoekster (voornaam)] sinds die tijd met rust en indien nodig geeft hij zijn toestemming. Tot dusver verloopt dit zonder problemen. Daarnaast financiert de vader [verzoekster (voornaam)] als zij (zak)geld nodig heeft of als er grote uitgaven gedaan moeten worden. De grootouders mz. ondervinden ook geen hinder van de gezaghebbende rol van de vader.
Daar staat tegenover dat [verzoekster (voornaam)] en de grootouders mz. aangeven dat [verzoekster (voornaam)] last heeft van de huidige situatie waarin de vader ook het gezag heeft. Zij heeft nachtmerries en is emotioneel van slag, zij heeft meerdere psychologen gehad en zij is bang voor haar vader. Aan de ene kant is het positief dat de vader afstand van [verzoekster (voornaam)] heeft genomen, omdat [verzoekster (voornaam)] aangaf geen contact met haar vader te willen. Aan de andere kant heeft dit ervoor gezorgd dat de vader wel toestemming geeft als dat nodig is, maar dat hij geen actieve gezagsrol vervult in haar leven. Daar komt bij dat [verzoekster (voornaam)] op het moment van de uitspraak 17 jaar oud is, waardoor er een korte tijd rest totdat zij meerderjarig zal zijn. De kinderrechter verwacht niet dat de situatie tussen [verzoekster (voornaam)] en de vader in het komende jaar zodanig verbetert dat de vader zijn gezagsrol alsnog actief kan uitoefenen.
2.13.
De kinderrechter komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat de vader geen actieve invulling geeft aan zijn gezag over [verzoekster (voornaam)] en dat [verzoekster (voornaam)] een emotioneel belang heeft bij het uitoefenen van het gezag door alleen haar opa mz. Om die redenen is naar het oordeel van de kinderrechter voldaan aan artikel 1:251a, eerste lid sub b BW.
Geen zorgregeling tussen [verzoekster (voornaam)] en haar vader
2.14.
De kinderrechter kan op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. [4]
2.15.
De kinderrechter kan, als haar blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing geven op het in 2.14 bedoelde. [5]
2.16.
Gelet op het voorgaande kan de kinderrechter een tussen [verzoekster (voornaam)] en de vader vastgestelde regeling wijzigen als daarna de omstandigheden zijn gewijzigd. Daarvan is sprake nu [verzoekster (voornaam)] al ruim anderhalf jaar geen contact meer met haar vader heeft.
2.17.
De kinderrechter betreurt het verloop van het contact tussen [verzoekster (voornaam)] en haar vader. Uit de overgelegde stukken blijkt dat er altijd al een moeizaam contact tussen [verzoekster (voornaam)] en haar vader is geweest. Uiteindelijk heeft dit, samen met een incident in Praag in 2019, geleid tot de huidige situatie waarbij [verzoekster (voornaam)] geen contact met haar vader wil. De vader wil wel contact met [verzoekster (voornaam)] , maar respecteert haar keuze om nu geen contact te hebben. Gelet op de lange periode waarin [verzoekster (voornaam)] consistent aangeeft geen contact met haar vader te willen, ziet de kinderrechter voldoende gronden om geen zorgregeling tussen [verzoekster (voornaam)] en de vader vast te stellen. De kinderrechter vindt net als de Raad dat contactherstel tussen [verzoekster (voornaam)] en haar vader direct na de vakantie in Praag had moeten worden ingezet door adequate hulp in te zetten voor [verzoekster (voornaam)] en de vader. Weliswaar heeft pleegzorg pogingen gewaagd om het contact te herstellen, maar dit heeft geen resultaat opgeleverd, omdat [verzoekster (voornaam)] geen behoefte had aan contact met haar vader.
2.18.
De kinderrechter zal dus bepalen dat er geen zorgregeling geldt tussen [verzoekster (voornaam)] en de vader. Dit neemt niet weg dat het voor alle betrokkenen goed zou zijn dat er in de toekomst onderzocht gaat worden of er een opening is om aan contactherstel tussen [verzoekster (voornaam)] en haar vader te werken en er een (summiere) vorm van contact tussen hen kan ontstaan.

3.De beslissing

De kinderrechter:
3.1.
bepaalt dat voortaan alleen de opa mz., te weten [belanghebbende 2] , belast is met het gezag over [verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ;
3.2.
wijzigt de bij beschikking van 3 juli 2014 vastgestelde zorgregeling tussen [verzoekster (voornaam)] en de vader, in die zin dat geen zorgregeling wordt vastgesteld;
3.3.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2021 door
mr. E.A.A. van Kalveen (kinder-)rechter, in aanwezigheid van D.B.T. Koster als griffier.
..

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Dit staat in artikel 1:251a, eerste lid, BW.
3.Dit staat in artikel 1:251a, vierde lid, BW.
4.Dit staat in artikel 1:377e, eerste lid, BW.
5.Dit staat in artikel 1:377g BW.