In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 maart 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot het gezag en de zorgregeling van de minderjarige [verzoekster (voornaam)]. De zaak betreft een verzoek van [verzoekster (voornaam)] om het gezag over haar te wijzigen, zodat alleen haar opa moederszijde (mz.) het gezag over haar zou hebben. Dit verzoek is ingediend na het overlijden van haar moeder en de gezamenlijke toekenning van het gezag aan haar vader en opa mz. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de procedure, die eerder een onderzoek heeft ingesteld naar de gezagssituatie en de zorgregeling tussen [verzoekster (voornaam)] en haar vader.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 februari 2021 is gebleken dat [verzoekster (voornaam)] sinds de zomer van 2019 geen contact meer heeft met haar vader en dat zij dit mentaal en fysiek niet aan kan. De Raad adviseerde om het gezag in stand te laten, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [verzoekster (voornaam)] klem of verloren zou raken tussen haar vader en opa mz. De kinderrechter heeft daarom besloten dat alleen de opa mz. belast zal zijn met het gezag over [verzoekster (voornaam)].
Daarnaast heeft de kinderrechter besloten dat er geen zorgregeling tussen [verzoekster (voornaam)] en haar vader zal worden vastgesteld. Dit besluit is genomen omdat [verzoekster (voornaam)] al anderhalf jaar geen contact meer heeft met haar vader en zij consistent heeft aangegeven geen contact te willen. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om in de toekomst te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor contactherstel tussen [verzoekster (voornaam)] en haar vader.