ECLI:NL:RBMNE:2021:6667

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
UTR 21/3518
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen wegens gebrek aan professionele juridische bijstand

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 14 december 2021, is het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten afgewezen. De verzoeker had een beroepschrift ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst / Toeslagen. Na het nemen van een besluit op 27 oktober 2021 trok de verzoeker zijn beroep in en vroeg hij om vergoeding van zijn proceskosten. De verweerder, de Belastingdienst / Toeslagen, heeft in zijn verweerschrift van 4 november 2021 aangegeven geen proceskosten te willen vergoeden, omdat verzoeker zich niet had laten bijstaan door een beroepsmatige derde.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Echter, in dit geval heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om een proceskostenveroordeling ten laste van de verweerder uit te spreken. De rechtbank stelt vast dat verzoeker geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, waardoor er geen kosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding daarom af, maar oordeelt wel dat de verweerder het griffierecht aan verzoeker moet betalen, conform artikel 8:41 Awb.

De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3518

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

en

Belastingdienst / Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek maar in zijn verweerschrift van 4 november 2021 heeft verweerder zijn standpunt over de proceskosten reeds kenbaar gemaakt.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft een beroepschrift ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft op 27 oktober 2021 een besluit genomen. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft aangegeven dat hij geen proceskosten aan verzoeker wil betalen. Volgens verweerder dient rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat verzoeker zich niet heeft laten bijstaan door een beroepsmatige derde.
4. De rechtbank ziet geen aanleiding een proceskostenveroordeling ten laste van verweerder uit te spreken. Alleen de kosten die gemaakt zijn door een professionele (juridische) hulpverlener kunnen worden vergoed. Omdat verzoeker geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft, zijn er ook geen kosten die vergoed kunnen worden. Verder is de rechtbank niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.
5. Verweerder moet wél het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 14 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.