In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 14 december 2021, is het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten afgewezen. De verzoeker had een beroepschrift ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst / Toeslagen. Na het nemen van een besluit op 27 oktober 2021 trok de verzoeker zijn beroep in en vroeg hij om vergoeding van zijn proceskosten. De verweerder, de Belastingdienst / Toeslagen, heeft in zijn verweerschrift van 4 november 2021 aangegeven geen proceskosten te willen vergoeden, omdat verzoeker zich niet had laten bijstaan door een beroepsmatige derde.
De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Echter, in dit geval heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om een proceskostenveroordeling ten laste van de verweerder uit te spreken. De rechtbank stelt vast dat verzoeker geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, waardoor er geen kosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding daarom af, maar oordeelt wel dat de verweerder het griffierecht aan verzoeker moet betalen, conform artikel 8:41 Awb.
De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.