ECLI:NL:RBMNE:2021:6659

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
UTR 20/4042
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake huurtoeslag door te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Belastingdienst / Toeslagen niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had op 6 mei 2019 een besluit ontvangen, waartegen hij binnen zes weken in beroep had moeten gaan. Echter, het beroepschrift is pas op 7 augustus 2020 door de Belastingdienst ontvangen en naar de rechtbank doorgezonden, wat te laat is. De rechtbank wijst erop dat de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift fatale gevolgen heeft en dat er geen verschoonbare omstandigheden zijn aangevoerd die de te late indiening rechtvaardigen.

De rechtbank heeft eiser de gelegenheid gegeven om omstandigheden aan te voeren die zijn te late indiening zouden kunnen verklaren. Eiser heeft aangegeven dat hij zijn zaak als verloren beschouwde en dat hij zelfmoordneigingen had door de stress van de situatie. De rechtbank oordeelt echter dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de te late indiening te rechtvaardigen. Eiser had ook de mogelijkheid om een pro-forma beroep in te dienen, wat hem meer tijd had kunnen geven om zijn argumenten te formuleren.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep niet inhoudelijk kan worden behandeld en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is openbaar gemaakt op 21 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4042

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de Belastingdienst / Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 7 augustus 2020 een tweede bezwaarschrift ontvangen tegen het besluit van 6 mei 2019. Verweerder heeft het vervolgens doorgezonden naar de rechtbank om als beroep te behandelen.
Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 6 mei 2019.

Overwegingen

1. In reactie op de brief van eiser van 18 december 2020 merkt de rechtbank allereerst op dat het beroep van eiser is ingeschreven onder het nummer UTR 20/4042. Omdat het beroep betrekking heeft op het recht op huurtoeslag is door de rechtbank ook het nummer UTR 20/4042 HUUR gehanteerd. Het betreft hier een en hetzelfde nummer die betrekking heeft op het beroep en laat eiser vrij de voor hem van belang zijnde onderwerpen aan de orde te stellen. Het klopt dat verweerder het beroepschrift aan de rechtbank heeft doorgezonden. Hiertoe bestond een wettelijke verplichting (artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)) en dit heeft verder geen consequenties voor de afhandeling van het beroep anders dan dat voor de beroepstermijn wordt uitgegaan van de datum waarop verweerder het beroep heeft ontvangen.
2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Awb). Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
3. In een zaak die valt onder Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), zoals deze zaak, moet een beroepschrift worden ingediend binnen zes weken na de datum waarop dat besluit is genomen of - als het besluit pas later bekend is gemaakt - binnen zes weken na de datum van bekendmaking (artikel 36 van de Awir). De beroepstermijn van zes weken is wettelijk geregeld en geldt voor een ieder ongeacht zijn situatie. Het standpunt van eiser dat deze termijn niet op hem van toepassing is, wordt niet gevolgd. In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
4. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 6 mei 2019. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 17 juni 2019 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het beroepschrift op 7 augustus 2020 ontvangen en naar de rechtbank doorgezonden. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen. Aan eiser is de gelegenheid gegeven om dergelijke omstandigheden aan te voeren waarbij hem een termijn van twee weken is gegeven. Eiser heeft binnen deze termijn gereageerd. Indien de rechtbank eiser hiermee onevenredig zwaar heeft belast en hij meer tijd nodig had om te reageren dan had eiser de rechtbank kunnen vragen om hem deze tijd te geven.
5. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de door eiser aangevoerde omstandigheden een geldige reden vormen voor het te laat ingediende beroepschrift. Eiser heeft in dit verband - voor zover relevant - aangevoerd dat hij te laat is, omdat hij zijn zaak als verloren beschouwde. Ook heeft eiser geprobeerd om zijn beroep via het Openbaar Ministerie te laten verlopen en hoopte daarmee een procedure bij de rechtbank te voorkomen. Verder geeft eiser aan dat het schrijven naar de rechtbank veel van hem vergde. Eiser moest zijn hele huishouding en vrije tijd opofferen om brieven te schrijven met een grote kans op afwijzing. Omdat eiser zijn recht niet zou krijgen, kreeg hij weer zelfmoordneigingen.
6. In de beslissing op bezwaar van 6 mei 2019 is aangegeven binnen welke termijn eiser in beroep kon gaan bij de rechtbank als hij het niet eens is met het besluit. Het is de verantwoordelijkheid van eiser om op tijd beroep in te stellen, of dat voor hem te laten doen. Uit de door eiser aangevoerde omstandigheden blijkt niet dat hij er niets aan heeft kunnen doen dat hij niet tijdig in beroep is gegaan. Dat medische redenen in de weg hebben gestaan om tijdig beroep in te stellen, heeft eiser niet onderbouwd met stukken. Wat betreft het contact met het Openbaar Ministerie en zijn verwachtingen daaromtrent, merkt de rechtbank op dat het mogelijk is om alleen aan te geven dát er beroep wordt ingesteld en pas later de redenen hiervoor te noemen (een zogenaamd ‘pro-forma’ beroep). Hiermee had eiser ook de tijd kunnen nemen om de brieven te schrijven waarvan hij stelt dat dit veel van hem vergt.
7. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is een fatale termijn van openbare orde die door de rechtbank ambtshalve moet worden beoordeeld. Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en dat het beroep zonder verschoonbare omstandigheden, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.