ECLI:NL:RBMNE:2021:6645

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
UTR 21/4103
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door gemeente Utrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 november 2021, betreft het een beroep van eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdagingsbrief van verweerder geen kenmerk bevatte, wat volgens eiser betekent dat er geen geldige verdaging van de beslistermijn heeft plaatsgevonden. Eiser heeft verweerder op 17 september 2021 in gebreke gesteld, maar verweerder stelt dat de beslistermijn wel degelijk met zes weken is verlengd bij ontvangst van het bezwaarschrift. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van eiser te vroeg is ingediend, maar dat het beroep toch ontvankelijk is omdat de beslistermijn inmiddels is verstreken en verweerder nog geen besluit heeft genomen. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser, die zijn vastgesteld op € 374,-, en het griffierecht van € 181,-. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4103

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken van een afdoende concrete verdaging van de beslistermijn en dat ook niet is gebleken van inschakeling van een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb. Uit door eiser van verweerder ontvangen mail en de verdagingsbrief blijkt niet op welke zaak deze verdaging betrekking heeft. Daarnaast is de mail naar het algemene mailadres van de gemachtigde van eiser is verzonden en wordt er geen kenmerk of naam genoemd. Eiser heeft daarnaast meerdere zaken bij verweerder lopen. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder de termijn niet heeft verdaagd en gaat daarom uit van een beslistermijn van zes weken. Eiser heeft verweerder op 17 september 2021 in gebreke gesteld.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de beslistermijn wel met zes weken is verdaagd bij de ontvangst van het bezwaarschrift. De termijn om te beslissen was daarom op het moment van de ingebrekestelling nog afgelopen. Verweerder verzoekt daarom om het beroep van eiser niet-ontvankelijk dan wel ongegrond te verklaren.
5. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat hij de beslistermijn op 13 juli 2021 heeft verlengd met zes weken. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt dat in de brief geen datum of kenmerk is vermeld, maar is van oordeel dat het niet vermelden hiervan niet tot gevolg heeft dat geen sprake is van geldige verdaging van de termijn. De termijn is na ontvangst van het bezwaarschrift verlengd. De rechtbank is duidelijk, gelet op het kenmerk van verweerder van de bezwaarprocedure dat de mail ziet op deze (bezwaar)procedure. Indien het voor eiser onduidelijk was op welke zaak de mail ziet, had het op de weg van eiser gelegen om contact op te nemen met verweerder via het in de mail genoemde telefoonnummer. Verweerder had in eerste instantie uiterlijk op 15 september 2021 moeten beslissen. Nu verweerder de termijn heeft verlengd met zes weken moest verweerder uiterlijk op 27 oktober 2021 beslissen.
6. De rechtbank overweegt dat eiser te vroeg in beroep is gegaan, omdat ingebrekestelling van eiser van 17 september 2021 te vroeg is ingediend en de (verlengde) beslistermijn toen nog niet was verstreken. De hoofdregel is dan dat het beroep niet-ontvankelijk is. In dit geval vindt de rechtbank dat het beroep van eiser tóch ontvankelijk is, omdat de beslistermijn inmiddels wel is verlopen en verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen. Ook is het meer dan twee weken geleden dat verweerder de ingebrekestelling van eiser heeft ontvangen.
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Het beroep is kennelijk gegrond.
10. Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft
gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt €374,-. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 181,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,- dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 374.- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier. De beslissing is uitgesproken op 30 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd te tekenen
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.