In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een eetcafé in Nieuwegein, had een last onder dwangsom opgelegd gekregen van de gemeente wegens het aanbieden van shisha-activiteiten, wat in strijd zou zijn met de Algemene plaatselijke verordening (Apv). Verzoeker stelde dat deze last zijn onderneming in gevaar bracht, omdat shisha een belangrijke publiekstrekker was. Hij verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij weer shisha kon aanbieden.
De voorzieningenrechter beoordeelde eerst of er sprake was van een spoedeisend belang. Volgens de voorzieningenrechter was dit niet aangetoond. Verzoeker had niet onderbouwd hoeveel inkomsten hij misliep door de opgelegde last en dat zijn onderneming daardoor in gevaar kwam. De voorzieningenrechter merkte op dat de exploitatievergunning van verzoeker niet was ingetrokken, waardoor het eetcafé open kon blijven en inkomsten kon genereren.
Daarnaast oordeelde de voorzieningenrechter dat de vraag of de shisha-activiteiten onder de horeca-vergunning vielen, een grondiger onderzoek vereiste dan in een spoedprocedure mogelijk was. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen evident onrechtmatig besluit van de gemeente was en dat er geen spoedeisend belang was. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.