ECLI:NL:RBMNE:2021:6638

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
UTR 21/2475
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot schuldbemiddeling en vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser had zich op 16 oktober 2019 gemeld bij het Buurtteam vanwege schulden bij een bank en het UWV. Na een traject van schuldbemiddeling ontving hij op 30 oktober 2020 een besluit waarin hij werd toegelaten tot dit traject. Eiser was het niet eens met het daaropvolgende besluit van 20 april 2021, waarin zijn bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond werd verklaard. Hij stelde dat hem een saneringskrediet was toegezegd, wat hij onderbouwde met een e-mail van 9 maart 2020. Eiser deed een beroep op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat er geen ondubbelzinnige toezegging was gedaan. De e-mail noemde beide trajecten zonder duidelijkheid te scheppen over de keuze voor het saneringskrediet. De rechtbank concludeerde dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagde en dat de motivering van verweerder voor de keuze van het traject schuldbemiddeling voldoende was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en verweerder geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2475

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.R.A. Rutten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: B. Arabaci).

Procesverloop

In het besluit van 30 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder medegedeeld dat eiser is toegelaten tot een traject schuldbemiddeling.
In het besluit van 20 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder is de heer [A] verschenen als senior schuldhulpverlener werkzaam bij verweerder.

Overwegingen

1. Eiser heeft zich op 16 oktober 2019 gemeld bij het Buurtteam vanwege zijn schulden bij de [naam bank] en het UWV. Het traject dat daarna is opgestart heeft geresulteerd in het primaire besluit van 30 oktober 2020, waarin verweerder eiser heeft toegelaten tot een traject schuldbemiddeling. Verweerder heeft het bezwaar van eiser daartegen ongegrond verklaard, omdat er goede redenen zijn waarom de schuldbemiddeling meer passend is gevonden voor eiser in plaats van het door eiser geprefereerde traject saneringskrediet.
2. Eiser is het niet eens met het besluit van verweerder. Hij brengt naar voren dat hem een traject van een saneringskrediet is toegezegd, wat volgens hem blijkt uit het emailbericht van [B] van 9 maart 2020. Zo’n traject is voor hem minder belastend en geeft hem bovendien meer ruimte om zijn gezin in Pakistan met drie minderjarige kinderen financieel te ondersteunen, aldus eiser. Eiser doet hiermee in feite een beroep op het vertrouwensbeginsel.
Welke regels gelden er in deze zaak?
3. Volgens de Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeente Utrecht bekijkt verweerder per individuele zaak welk traject voor schulddienstverlening het beste bij iemand past. Bij een traject van schuldbemiddeling bemiddelt verweerder tussen de persoon die zich gemeld heeft bij verweerder en zijn schuldeisers. Verweerder berekent hoeveel diegene kan aflossen per maand, en doet een betalingsvoorstel aan de schuldeisers. Bij een traject saneringskrediet wordt een krediet verstrekt door een Gemeentelijke Kredietbank, waarbij de schuldeisers een percentage van de schuld krijgen uitgekeerd en de schuldenaar het krediet in 36 maanden terugbetaalt aan de gemeentelijke kredietbank.
Wat is het oordeel van de rechtbank?4. Bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel is allereerst de vraag van belang of de uitlating van een ambtenaar kan worden gezien als een toezegging. Er is sprake van een toezegging als de uitlating van de betreffende ambtenaar bij een betrokkene redelijkerwijs de indruk wekt van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier waarop een bevoegdheid al dan niet zal worden uitgeoefend. [1]
5. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van zo’n toezegging. In de e-mail waar eiser op wijst, staat:
‘Het is de bedoeling dat u een schuldenoverzicht maakt die compleet is. De belastingschuld moet ook op die lijst en in de map bij de schulden. Hierna starten wij de bemiddeling saneringskrediet traject bij [naam bank] en UWV.In de e-mail worden dus beide trajecten in één zinsnede genoemd, namelijk het traject schuldbemiddeling en het traject saneringskrediet. De formulering is dan ook niet ondubbelzinnig, zodat eiser uit de e-mail redelijkerwijs niet kon afleiden dat een traject saneringskrediet zou worden opgestart. Eiser heeft ter zitting bevestigd dat hij geen andere stukken uit het dossier naar voren brengt ter onderbouwing van zijn beroep op het vertrouwensbeginsel. De conclusie is dat eisers beroep op dat beginsel niet slaagt.
6. Voor zover eiser aanvoert dat in het besluit onvoldoende gemotiveerd is waarom verweerder voor het traject schuldbemiddeling heeft gekozen, heeft hij niet gespecificeerd waarom de door verweerder gegeven motivering niet volstaat. Daarom slaagt dat betoog niet.
Wat is de conclusie van de rechtbank?7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. M.P.M. Veerman-Timmer, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 29 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019, (ECLI:NL:RVS:2019:1694).