In deze zaak heeft verzoeker de Rechtbank Midden-Nederland verzocht om schadevergoeding van een bedrag van € 52.352,76, dat hij heeft geleden door onrechtmatige besluiten en het onrechtmatig handelen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente. De zitting vond plaats op 7 oktober 2021, waarbij verzoeker aanwezig was, maar de verweerder niet. Verzoeker heeft gesteld dat hij door de vele procedures, zowel bestuursrechtelijk als civielrechtelijk, aanzienlijke kosten heeft gemaakt. Hij vraagt om vergoeding van deze kosten, maar heeft geen schadevergoeding gevraagd voor de verkoop van zijn appartement.
De rechtbank heeft overwogen dat, aangezien het gevraagde schadebedrag hoger is dan € 25.000,-, zij niet bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen. Dit is in overeenstemming met artikel 8:89 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat de bestuursrechter alleen bevoegd is om schadeverzoeken te behandelen tot een maximum van € 25.000,-. De rechtbank heeft verzoeker geadviseerd om zich tot de civiele rechter te wenden voor zijn verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank heeft ook bepaald dat het griffierecht aan verzoeker wordt terugbetaald, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft de beslissing op 18 november 2021 uitgesproken, en deze zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.