ECLI:NL:RBMNE:2021:6618

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 332
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank bij verzoek om schadevergoeding boven de €25.000,-

In deze zaak heeft verzoeker de Rechtbank Midden-Nederland verzocht om schadevergoeding van een bedrag van € 52.352,76, dat hij heeft geleden door onrechtmatige besluiten en het onrechtmatig handelen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente. De zitting vond plaats op 7 oktober 2021, waarbij verzoeker aanwezig was, maar de verweerder niet. Verzoeker heeft gesteld dat hij door de vele procedures, zowel bestuursrechtelijk als civielrechtelijk, aanzienlijke kosten heeft gemaakt. Hij vraagt om vergoeding van deze kosten, maar heeft geen schadevergoeding gevraagd voor de verkoop van zijn appartement.

De rechtbank heeft overwogen dat, aangezien het gevraagde schadebedrag hoger is dan € 25.000,-, zij niet bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen. Dit is in overeenstemming met artikel 8:89 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat de bestuursrechter alleen bevoegd is om schadeverzoeken te behandelen tot een maximum van € 25.000,-. De rechtbank heeft verzoeker geadviseerd om zich tot de civiele rechter te wenden voor zijn verzoek om schadevergoeding.

De rechtbank heeft ook bepaald dat het griffierecht aan verzoeker wordt terugbetaald, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft de beslissing op 18 november 2021 uitgesproken, en deze zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/332

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2021 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats], verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen tot het vergoeden van
schade die hij heeft geleden.
Het verzoek om schadevergoeding is behandeld op de zitting van 7 oktober 2021. Verzoeker
was hierbij aanwezig. Namens verweerder is niemand verschenen.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn verzoek – kort samengevat – gesteld
dat hij schade heeft geleden door de vele onrechtmatige besluiten en door het onrechtmatig handelen van verweerder. Hij is daardoor genoodzaakt geweest zowel bestuursrechtelijke als civielrechtelijke procedures te voeren. Deze procedures hebben hem heel veel geld gekost. Eiser wil deze schade vergoed krijgen.
2. Ter zitting is komen vast te staan dat eiser vergoeding vraagt van een bedrag van
€ 52.352,76 aan advocaatkosten. Eiser heeft op de zitting toegelicht dat hij geen vergoeding vraagt van schade die hij heeft geleden als gevolg van de verkoop van zijn appartement aan de [adres] in [woonplaats].
3. Eiser heeft op de zitting het gevraagde schadebedrag gehandhaafd.
4. In artikel 8:89, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is geregeld dat de
bestuursrechter bevoegd is een schadeverzoek in behandeling te nemen voor zover de
gevraagde vergoeding ten hoogste €25.000,- bedraagt.
5. Omdat de door verzoeker gevraagde schadevergoeding hoger is dan € 25.000,- is de
rechtbank niet bevoegd van het verzoek kennis te nemen. Verzoeker kan zich met zijn verzoek tot de civiele rechter wenden die bevoegd is te oordelen over de gevraagde vergoeding van meer dan €25.000,-.
6. Op grond van artikel 2.5, zesde lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken
2021 wordt het geheven griffierecht terugbetaald aan verzoeker. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
7. Ter voorlichting aan verzoeker overweegt de rechtbank dat zijn schadeverzoek, de
volgende vragen oproept, die voor de beoordeling van zijn verzoek relevant zijn:
  • heeft verzoeker schade geleden als gevolg van onrechtmatige besluiten van verweerder;
  • welke onrechtmatige besluiten betreft het;
  • is er een causaal verband tussen de onrechtmatige besluiten en de door verzoeker geleden schade;
  • heeft verzoeker bij verweerder een verzoek ingediend tot vergoeding van de schade als gevolg van de onrechtmatige besluiten.
Omdat de rechtbank onbevoegd is komt de rechtbank niet toe aan de beantwoording van deze vragen.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het verzoek.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.