In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 december 2021 uitspraak gedaan op het verzet van de opposante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar beroep. De opposante had beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Gooise Meren, dat op 17 december 2020 was genomen. De rechtbank had eerder, op 20 juli 2021, het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank stelde vast dat de uitspraak op bezwaar op de reguliere wijze aan het adres van de gemachtigde van de opposante was bekendgemaakt, waardoor de beroepstermijn op 18 december 2020 begon te lopen en eindigde op 29 januari 2021. Het beroepschrift was echter pas op 22 maart 2021 ontvangen, wat te laat was.
De opposante ging in verzet tegen deze uitspraak en stelde dat de uitspraak op bezwaar niet op de voorgeschreven wijze was bekendgemaakt. Ze voerde aan dat de uitspraak niet op het kantoor van haar gemachtigde was ontvangen en dat de handtekening op de Track&Trace van PostNL niet van haar gemachtigde was. De rechtbank oordeelde dat PostNL de aangetekende post niet op de juiste wijze had aangeboden, aangezien er geen afhaalbericht was achtergelaten in de postbus. Hierdoor was de opposante in een onmogelijke bewijspositie terechtgekomen.
De rechtbank concludeerde dat de opposante ontvankelijk was in haar beroep, omdat zij kort na de ontvangst van de uitspraak op bezwaar op 15 maart 2021 beroep had ingesteld. Het verzet werd gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van 20 juli 2021 verviel. De zaak zal nu verder inhoudelijk worden behandeld door de rechtbank, en de beslissing over de proceskosten zal in de einduitspraak worden genomen.