In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 december 2021 uitspraak gedaan over het verzet van de gemeenteraad van Vijfheerenlanden tegen een eerdere uitspraak van 25 augustus 2021, waarin het beroep van de opposant ongegrond werd verklaard. De opposant had verzet aangetekend tegen deze eerdere uitspraak, maar verliet de zitting kort na binnenkomst zonder opgaaf van reden. De geöpposeerde, de gemeenteraad, was aanwezig via een beeld- en geluidverbinding. De rechtbank heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelde dat het verzet ongegrond was. In de eerdere uitspraak van 25 augustus 2021 had de rechtbank geoordeeld dat de brief van 28 december 2020 geen besluit was waartegen de opposant bezwaar kon indienen. De rechtbank was van mening dat er geen twijfel bestond over de uitkomst van de zaak, waardoor een zitting niet noodzakelijk was. De rechtbank benadrukte dat in de verzetsprocedure alleen kon worden beoordeeld of de eerdere uitspraak correct was en of deze zonder zitting kon worden gedaan.
De opposant voerde aan dat de uitspraak van 25 augustus 2021 niet juist was en dat de bestuursrechter de vraag of de brief van 28 december 2020 een besluit was, niet had hoeven beantwoorden. De rechtbank onderkende de emotionele lading van de zaak voor de opposant, maar concludeerde dat er geen gronden waren aangevoerd die de onjuistheid van de eerdere uitspraak konden onderbouwen. De rechtbank bevestigde dat de brief van 28 december 2020 een informatief karakter had en dus geen besluit was, zoals eerder overwogen. De uitspraak van 25 augustus 2021 blijft derhalve in stand.