AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Herziening en intrekking van bijstandsuitkering op basis van financiële situatie en bijschrijvingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die bijstandsuitkering ontving op grond van de Participatiewet, en het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom. Eiser ontving sinds 1 december 2016 bijstand, maar in 2019 heeft verweerder geconstateerd dat zijn financiële situatie mogelijk afweek van wat bekend was. Dit leidde tot een herziening en intrekking van de bijstandsuitkering over verschillende maanden in 2019. Verweerder heeft de bijstand van eiser over de maanden mei, september en oktober 2019 ingetrokken en herzien over de overige maanden, met een terugvordering van € 2.923,90. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het bestreden besluit werd door verweerder gegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld, waarbij de rechtbank de herziening en intrekking van de bijstandsuitkering heeft beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht de bijstand had herzien en ingetrokken, omdat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de bijschrijvingen op zijn rekening geen invloed hadden op zijn recht op bijstand. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat verweerder een bedrag van € 50,- ten onrechte niet had gesaldeerd, wat leidde tot een aanpassing van de herziening en de terugvordering. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit op enkele onderdelen, waaronder de hoogte van de terugvordering en de proceskostenvergoeding in bezwaar. De rechtbank heeft de proceskosten in de beroepsfase vastgesteld op € 1.068,- en het griffierecht van € 48,- vergoed.
Voetnoten
1.Op grond van artikel 54, eerste lid, van de Pw.
2.Op grond van artikel 54, derde lid, eerste volzin, van de Pw.
3.Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pw
4.Op grond van artikel 54, derde lid, tweede volzin, van de Pw.
5.Idem.
6.Op grond van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder a, van de Pw.
7.Op grond van artikel 60a, vierde lid, van de Pw.
8.In de zin van artikel 31 van de Pw.
9.Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Pw.
11.Als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder m, van de Pw.
12.Als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
13.De indexering per 1 januari 2021 heeft onmiddellijke werking. Dit blijkt uit de Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 23 november 2020, nr. 3094038, tot indexering van bedragen in de Algemene wet bestuursrecht, het Besluit proceskosten bestuursrecht, de Wet griffierechten burgerlijke zaken en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.