ECLI:NL:RBMNE:2021:6589

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/2525, UTR 21/2579 en UTR 21/2581
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vergoeding van proceskosten en betaling van dwangsom in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft verzoekster op 7 juni 2021 beroepen ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, omdat verweerder niet tijdig had beslist op drie aanvragen voor omgevingsvergunningen. Op 11 oktober 2021 heeft verweerder alsnog meegedeeld dat de vergunningen van rechtswege zijn verleend. Verzoekster trok daarop haar beroepen in en vroeg om vergoeding van haar proceskosten en om betaling van een dwangsom van € 1442,- per beschikking. Verweerder heeft op 3 november 2021 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 1.068,-, maar heeft niet gereageerd op het verzoek om betaling van de dwangsom.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank oordeelde dat, omdat verweerder tegemoet was gekomen aan verzoekster door de vergunningen van rechtswege te verlenen, verweerder de proceskosten moest vergoeden. De rechtbank paste een wegingsfactor van 0,5 toe, omdat het ging om beroepen tegen het niet tijdig nemen van besluiten. Dit resulteerde in een vergoeding van € 748,- voor de proceskosten.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat verweerder een dwangsom verbeurde, omdat de vergunningen niet tijdig bekend waren gemaakt. De dwangsom ging in op 2 juni 2021, na de ingebrekestelling door verzoekster op 19 mei 2021. Verweerder was in totaal € 4326,- aan verzoekster verschuldigd voor de niet-tijdige bekendmaking van de beschikkingen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van zowel de proceskosten als de dwangsommen aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 21/2525, UTR 21/2579 en UTR 21/2581

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. W. van Galen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 7 juni 2021 beroepen ingesteld, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op drie aanvragen van verzoekster om omgevingsvergunningen en haar evenmin heeft meegedeeld dat deze vergunningen van rechtswege zijn verleend. Op 11 oktober 2021 heeft verweerder alsnog aan verzoekster meegedeeld dat de omgevingsvergunningen van rechtswege zijn verleend. Verzoekster heeft daarna de beroepen ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten. Daarnaast heeft verzoekster verzocht om betaling van een dwangsom van € 1442,- per beschikking.
Verweerder heeft op 3 november 2021 gereageerd op deze verzoeken. In deze reactie heeft verweerder medegedeeld dat hij er geen bezwaar tegen heeft om proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.068,- te vergoeden. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek om betaling van een dwangsom.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten en de betaling van een dwangsom. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoeker te betalen.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder, door alsnog aan verzoekster mee te delen dat de aangevraagde omgevingsvergunningen van rechtswege zijn verleend, tegemoet gekomen is aan verzoekster. Verweerder moet daarom de proceskosten van verzoekster vergoeden. Omdat sprake is van beroepen tegen het niet tijdig nemen van besluiten, past de rechtbank een wegingsfactor 0,5 toe. Verder is sprake van minder dan 4 samenhangende zaken, zodat een factor 1 van toepassing is. Dit betekent dat voor vergoeding in aanmerking komt: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- met een wegingsfactor van 0,5) = € 748,-.
5. Omdat verweerder de van rechtswege verleende omgevingsvergunningen niet tijdig bekend heeft gemaakt, verbeurt verweerder een dwangsom vanaf het moment dat twee weken zijn verstreken sinds de ingebrekestelling van verzoekster [1] . Omdat verzoekster daarom heeft verzocht, zal de rechtbank de hoogte van de verbeurde dwangsom vaststellen [2] . Verzoekster heeft verweerder op 19 mei 2021 in gebreke gesteld. Verweerder verbeurt daarom een dwangsom vanaf 2 juni 2021. Verweerder heeft in haar brieven van 8 oktober 2021, verzonden op 11 oktober 2021, laten weten dat de vergunningen van rechtswege zijn verleend. Op 11 oktober 2021 was de maximale periode waarvoor door verweerder een dwangsom wordt verbeurd al verstreken. Dit betekent dat verweerder aan verzoekster drie maal een dwangsom verschuldigd is van € 1442,- voor het niet tijdig bekend maken van de beschikkingen van rechtswege [3] . In totaal is verweerder een dwangsom van € 4326,- in totaal aan verzoekster verschuldigd.
6. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 748,- aan proceskosten en € 4326,- aan dwangsommen. Verweerder moet deze bedragen betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikel 4:20d, eerste lid, van de Awb.
2.Artikel 8:55c van de Awb.
3.Artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de Awb.