ECLI:NL:RBMNE:2021:6587

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/1528
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van verweerder behandeld. Het besluit waartegen het beroep is ingesteld, dateert van 20 december 2019. Eiser heeft zijn beroepschrift pas op 26 maart 2021 ingediend, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken valt. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift te laat is ingediend en dat er geen geldige reden is voor deze termijnoverschrijding. Eiser stelt dat hij het besluit pas op 17 maart 2021 heeft ontvangen, maar de rechtbank oordeelt dat eiser eerder kennis had kunnen nemen van het besluit. De rechtbank wijst erop dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn is, die niet kan worden verlengd zonder verschoonbare omstandigheden. Aangezien er geen dergelijke omstandigheden zijn, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door rechter S.G.M. van Veen en is openbaar gemaakt op 26 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1528

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

Erasmus School of Law, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
20 december 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 20 december 2019. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 31 januari 2020 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 26 maart 2021. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser zegt dat hij te laat was, omdat hij het besluit pas op 17 maart 2021 onder ogen heeft gekregen. Verweerder had het besluit namelijk alleen (per e-mail) verstuurd naar de gemachtigde van eiser van destijds (mr. P. Geraedts). Indien er sprake zou zijn van een termijnoverschrijding, is dit volgens eiser verschoonbaar nu het besluit niet eerder dan
17 maart 2021 in zijn bezit is gekomen.
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank overweegt daartoe dat eiser nog voor het verstrijken van de beroepstermijn kennis heeft kunnen nemen van het besluit. Niet is gebleken van een omstandigheid waardoor eiser niet tijdig in beroep is gegaan. Het is ook mogelijk om alleen aan te geven dát er beroep wordt ingesteld en pas later de redenen hiervoor te noemen (een zogenaamd ‘pro-forma’ beroep). Dat eiser niet tijdig beroep heeft ingediend, komt voor zijn rekening en risico. Verder overweegt de rechtbank dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn van openbare orde is, die door de rechtbank ambtshalve moet worden beoordeeld. Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en dat het beroep zonder verschoonbare omstandigheden, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 26 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.