In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 februari 2021 het verzoek tot wraking van de heer [verzoeker] ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. G.L.M. Urbanus, de behandelend rechter in een familiezakenprocedure. Verzoeker voerde aan dat de rechter een negatieve houding aannam tijdens de mondelinge behandeling op 12 januari 2021, wat leidde tot de indruk van partijdigheid. Hij stelde dat de rechter hem onterecht had aangesproken op zijn communicatie en dat zijn tegenverzoeken niet in behandeling waren genomen, wat volgens hem in strijd was met het beginsel van hoor en wederhoor.
De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat de door hem aangevoerde omstandigheden onvoldoende bewijs opleverden voor de conclusie dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer benadrukte dat de persoonlijke beleving van verzoeker niet voldoende was om partijdigheid aan te tonen. Bovendien werden de procesbeslissingen van de rechter, zoals het niet in behandeling nemen van de tegenverzoeken, als legitiem beschouwd binnen het kader van de wet.
De wrakingskamer oordeelde dat de rechter niet in strijd had gehandeld met de vereisten van onpartijdigheid en dat de door verzoeker gestelde schendingen van wettelijke bepalingen te laat waren ingediend. De beslissing om het wrakingsverzoek ongegrond te verklaren werd unaniem genomen door de wrakingskamer, bestaande uit drie rechters, en de procedure van verzoeker zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond voor het wrakingsverzoek.