In deze civiele zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.L. Maes, gedaagden, waaronder gedaagde sub 1, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A.G. Bosman, aangeklaagd wegens een beroepsfout van zijn voormalige advocaat, gedaagde sub 5. Eiser had in 2014 gedaagde sub 5 ingeschakeld om hem te vertegenwoordigen in een procedure tegen dhr. A. De rechtbank had de vordering van eiser op A gedeeltelijk afgewezen, waarna gedaagde sub 5 verzuimde om tijdig hoger beroep aan te tekenen. Eiser stelde dat hij door deze beroepsfout schade had geleden, omdat hij meende dat zijn vordering in hoger beroep zou zijn toegewezen. Gedaagde sub 1 betwistte dat eiser schade had geleden, stellende dat het gerechtshof in hoger beroep de vordering van eiser ook zou hebben afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de beroepsfout van gedaagde sub 5 niet had geleid tot schade voor eiser, omdat de vordering in hoger beroep geen kans van slagen had gehad. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat de doorlegverplichting van A niet was geschonden en dat eiser geen schade had geleden door de beroepsfout van gedaagde sub 5. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde sub 1 werden vastgesteld op € 12.065,-, te vermeerderen met wettelijke rente.