ECLI:NL:RBMNE:2021:6553

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/3022
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op basis van artikel 13b van de Opiumwet na aantreffen van harddrugs en andere verboden middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een bewoner van een woning in Utrecht, en de burgemeester van de gemeente Utrecht. De burgemeester had op 25 januari 2021 besloten de woning van eiser te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, na een politieonderzoek waarbij een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs en andere verboden middelen was aangetroffen. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij betwistte dat hij drugs had gedeald vanuit zijn woning en stelde dat de sluiting onevenredig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de hoeveelheid aangetroffen drugs die veel groter was dan 0,5 gram, wat in beginsel impliceert dat deze bestemd zijn voor verkoop of verstrekking. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat er geen sprake was van drugshandel. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik heeft kunnen maken, en dat de gevolgen van de sluiting voor eiser niet onevenredig waren. Eiser had procesbelang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit, omdat zijn eer en goede naam door de sluiting waren aangetast.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. K. de Meulder, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Slierendrecht, en werd openbaar uitgesproken op 10 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3022

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B.J. Lokollo),
en

de burgemeester van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. R.M. Wiersma).

Procesverloop

In het besluit van 25 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de woning van eiser aan de [adres] (de woning) met ingang van 9 februari 2021 gesloten voor de duur van drie maanden.
In het besluit van 16 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder als beslissing op het bezwaar van eiser de ingangsdatum van de sluiting van de woning bepaald op 27 juli 2021.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 30 november 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Aanleiding sluiting
1. Op 7 december 2020 is de woning doorzocht door de politie. De aanleiding voor deze doorzoeking was een anonieme melding over het dealen van harddrugs vanuit de woning. In de woning zijn amfetaminepasta, versnijdingsmiddelen, verpakkingsmaterialen, spullen voor de productie van GHB, XTC-pillen, hennep, Gbl (een grondstof voor GHB) en een (vermoedelijk nep-) vuurwapen aangetroffen. Twee buurtbewoners hebben verklaringen afgelegd. Na afweging van belangen heeft verweerder op grond van artikel 13b van de Opiumwet de woning voor drie maanden gesloten.
2. Verweerder heeft deze sluiting in de beslissing op bezwaar in stand gelaten. Verweerder is van mening dat zij bevoegd is tot sluiting omdat er gelet op de hoeveelheid drugs die is aangetroffen van uit kan worden gegaan dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er geen sprake is geweest van het dealen van drugs. De aanwezigheid van verpakkingsmateriaal en krimpzakken, versnijdingsmiddelen en weegschalen wijzen op handel in drugs, net als de omstandigheid dat twee bewoners hebben verklaard dat er aanloop is naar de woning en dat daaruit overlast ontstaat.
3. Verweerder is daarnaast van mening dat zij van de bevoegdheid tot sluiting gebruik heeft kunnen maken. De sluiting is in overeenstemming met haar beleid en er is ook geen reden om van dat beleid af te wijken. Daarbij vindt verweerder van belang dat eiser mede gelet op een eerdere procedure over een sluiting van de woning een gewaarschuwd mens was. Eiser is weer teruggevallen in zijn oude gewoonten en bovendien is nu niet alleen een grote(re) hoeveelheid drugs aangetroffen, maar ook een nepwapen. De situatie is dus verergerd.
Verweerder heeft van de Jellinek begrepen dat eiser ten tijde van het bestreden besluit weer was opgenomen in de detox en dat opname in [kliniek] gepland stond voor 27 juli 2021.
Verweerder heeft daarom besloten om de woning niet eerder te sluiten dan die datum.
Procesbelang
4. De sluiting van de woning is inmiddels voorbij. Tijdens de sluiting werd eiser voor zijn verslaving behandeld in [kliniek] in [plaats] . Na afronding van de behandeling was de periode van de sluiting verstreken en kon eiser terug naar huis. De rechtbank heeft naar aanleiding hiervan op de zitting met partijen besproken of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep tegen de sluiting. Het procesbelang is het belang dat eiser heeft bij de uitkomst van de procedure. Het gaat niet over de vraag óf hij gelijk heeft, het gaat erom of hij een reëel en actueel belang heeft bij het gelijk, als hij dat zou hebben. Eiser heeft op de zitting toegelicht dat hij hoopt dat door deze procedure duidelijk wordt dat hij geen drugshandelaar is, omdat de buurt dat nu wel denkt.
5. De rechtbank overweegt dat de burgemeester aan de sluiting van de woning ten grondslag legt dat de aangetroffen drugs en andere zaken impliceren dat er vanuit de woning in drugs gehandeld werd. De rechtbank oordeelt dat dit standpunt ook kan afstralen op eiser als huurder van de woning. Eiser maakt op deze wijze tot op zekere hoogte aannemelijk dat zijn eer en goede naam is aangetast door de sluiting van de woning. Eiser heeft daarom een belang bij een beoordeling van de rechtmatigheid van dat besluit. Eiser heeft procesbelang.
Gronden beroep
6. Eiser voert aan dat verweerder niet bevoegd was de woning te sluiten. Eiser betwist dat hij drugs heeft gedeald vanuit de woning. Hij was verslaafd aan GHB en hij maakte dit zelf in zijn woning. Daarnaast gebruikte hij Amfetamine. Verweerder heeft niet aangetoond dat sprake was van dealen. Uit de processen-verbaal van de politie blijkt niet dat er versnijdingsmiddelen, verpakkingsmaterialen of andere zaken zijn aangetroffen die wijzen op drugshandel. Bovendien verklaren buren dat er geen sprake is van aanloop.
7. Voor zover verweerder wel bevoegd was de woning te sluiten, voert eiser aan dat verweerder in redelijkheid geen gebruik kon maken van die bevoegdheid. In de eerste plaats voert eiser hierover aan dat de sluiting niet noodzakelijk is omdat in de woning geen attributen zijn aangetroffen die bestemd zijn voor de handel in drugs en omdat niet is aangetoond dat er sprake is van drugsgerelateerde overlast. De verklaringen van de buren wijzen er juist op dat daarvan geen sprake is. Verder voert eiser aan dat de sluiting niet evenredig is en dat verweerder bij haar belangenafweging had moeten betrekken dat tegen eiser geen strafvervolging is ingesteld. Verweerder had ook rekening moeten houden met de individuele omstandigheden van eiser en de kans dat de verhuurder de huurovereenkomst beëindigt als gevolg van de sluiting. Tijdens de zitting heeft eiser toegelicht dat hij geen geld heeft voor een verhuizing en dat hij in de woning wil blijven omdat hij bij een verhuizing andere hulpverleners krijgt.
Oordeel rechtbank
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bevoegd was de woning te sluiten. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) [1] dat bij de aanwezigheid van een hoeveelheid harddrugs in een pand die groter is dan 0,5 gram in beginsel, dat wil zeggen behoudens tegenbewijs, aannemelijk is dat die drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Niet in geschil is dat op 7 december 2020 een hoeveelheid harddrugs is aangetroffen die veel groter is dan 0,5 gram.
9. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat geen drugshandel heeft plaatsgevonden. Met zijn ontkenning dat sprake was van drugshandel en de stelling dat de drugs bedoeld waren voor eigen gebruik is eiser daar niet in geslaagd. Verweerder heeft waarde mogen toekennen aan de anonieme melding, waarbij is gezegd dat op bestelling drugs kunnen worden afgehaald bij de woning, de twee verklaringen van buurtbewoners die dit onderschrijven en aan de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, versnijdingsmiddelen en het (nep)wapen). Verweerder mocht daarom ervan uitgaan dat het pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel en was bevoegd de woning te sluiten.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ook in redelijkheid van de bevoegdheid tot sluiting gebruik heeft kunnen maken. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen drugs in de woning en de andere hiervoor genoemde omstandigheden die erop wijzen dat in de woning in drugs werd gehandeld, heeft verweerder zich in redelijkheid kunnen op het standpunt kunnen stellen dat sluiting in beginsel noodzakelijk was.
11. De rechtbank volgt eiser verder niet in zijn standpunt dat de gevolgen van de sluiting voor hem onevenredig zijn. Dat eiser de woning moet verlaten is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid, omdat het inherent is aan een sluiting van een woning dat de bewoner de woning moet verlaten. Tijdens de zitting is gebleken dat eiser weer is teruggekeerd in de woning. De verhuurder van de woning is een ontbindingsprocedure gestart bij de kantonrechter en die procedure is aangehouden om eiser en de verhuurder van de woning in de gelegenheid te stellen om een minnelijke regeling te treffen. Door verweerder is naar voren gebracht dat daarbij wordt gekeken naar de mogelijkheid om eiser een andere woning een te bieden. Eiser heeft dat niet betwist, maar slechts gesteld dat hij in de woning wil blijven omdat hij geen geld heeft voor een verhuizing en omdat hij bij een verhuizing mogelijk andere hulpverleners krijgt. Die omstandigheden zijn onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de gevolgen van de sluiting voor eiser onevenredig zijn.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:738.