Overwegingen
1. Eiseres huurt vanaf 28 januari 2020 de woning aan [adres] in [woonplaats 1]. In verband met de nieuwe woning heeft eiseres op 9 maart 2020 bijzondere bijstand op grond van de Pw aangevraagd voor de kosten van onder meer bedden, een bank en een kledingkast.
2. Bij het primaire besluit, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting afgewezen. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat volgens verweerder geen sprake was van een noodzakelijke verhuizing, maar van een wenselijke verhuizing. Daarom worden de kosten van woninginrichting, die het gevolg zijn van de verhuizing, niet noodzakelijk geacht. Reeds daarom bestaat geen grond voor toekenning van de gevraagde bijzondere bijstand.
3. Eiseres voert aan dat geen sprake is van een wenselijke verhuizing. Zij heeft al lange tijd medische klachten. Vanwege die klachten kan zij vaak de zorg voor haar minderjarige kind niet op zich nemen en daarom moet zij een beroep doen op haar familie in [woonplaats 1]. Dankzij de verhuizing woont zij nu in de buurt van haar familie. Bovendien heeft zij in [woonplaats 1] een benedenwoning, waardoor zij minder fysieke klachten ervaart. Eiseres wijst op de in bezwaar overgelegde verklaring van haar psycholoog, waaruit volgens haar volgt dat de verhuizing naar [woonplaats 1] noodzakelijk was.
Verder stelt eiseres dat de verhuizing niet voorzienbaar was, omdat de woningruil zich op korte termijn voordeed.
Eiseres heeft geconcludeerd dat het geheel aan feiten dat tot de verhuizing heeft geleid moet worden bezien als bijzondere omstandigheden.
4. In artikel 35, eerste lid, van de Pw is bepaald dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzonder bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
5. Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Pw moet volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) eerst beoordeeld worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het bijstandverlenend orgaan ingevolge deze bepaling een zekere beoordelingsruimte. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
6. Het is aan betrokkene als aanvrager van bijzondere bijstand om feiten te stellen en zo nodig aannemelijk te maken waaruit volgt dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van bijstand als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Pw.
7. Niet in geschil is dat de kosten waarvoor eiseres bijzondere bijstand heeft aangevraagd zich voordeden.
8. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de door eiseres genoemde kosten, waarvoor zij bijzondere bijstand heeft aangevraagd, zijn gemaakt voor inrichting van haar woning na de verhuizing van eiseres van [woonplaats 2] naar [woonplaats 1]. De rechtbank ziet zich nu voor de vraag geplaatst of deze kosten noodzakelijk zijn en voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Hoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat eiseres in deze omstandigheden de stap van woningruil heeft genomen, kan dit op zich niet worden gezien als een bijzondere omstandigheid die noodzakelijke kosten met zich brengt waarvoor eiseres recht heeft op bijzondere bijstand. Uit wat eiseres heeft aangevoerd blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het voor haar wenselijk was om te verhuizen, maar niet dat haar woonsituatie zodanig onhoudbaar was dat zij geen andere keus had dan op korte termijn te verhuizen naar een benedenwoning in [woonplaats 1]. Eiseres heeft geen urgentieverklaring overgelegd en uit een niet ondertekende verklaring van een gz-psycholoog van 19 juni 2020, welke op verzoek van eiseres achteraf is opgesteld, volgt niet dat haar woonsituatie zodanig was dat een acute verhuizing noodzakelijk was. Ook anderszins heeft zij dat niet aannemelijk gemaakt. Bovendien stond eiseres al enige tijd ingeschreven als woningzoekende bij Woningnet. Dat vervolgens op korte termijn een mogelijkheid tot woningruil zich voordeed, maakt gelet op het voorgaande en gelet op de omstandigheid dat eiseres, naar zij stelt, al lange tijd medische klachten had, niet dat de verhuizing voor eiseres onverwacht kwam. De kosten van inrichting van een nieuwe woning zijn daarom voor eiseres wel voorzienbaar zijn geweest en zij had daarvoor gelden kunnen reserveren. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht tot afwijzing van de door eiseres aangevraagde bijzondere bijstand heeft besloten.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.