ECLI:NL:RBMNE:2021:6519

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1669
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende persoonsgebonden budget

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad als verweerder en een eiseres, die optreedt als wettelijk vertegenwoordigster van [A]. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarbij het persoonsgebonden budget (pgb) voor haar kind [A] was verlengd. Het primaire besluit, dat op 24 februari 2020 was genomen, verlengde het pgb van 2 februari 2020 tot en met 30 april 2020. Na een ongegrond verklaard bezwaar heeft eiseres beroep ingesteld. Verweerder heeft op 17 maart 2021 het bestreden besluit ingetrokken, waarna eiseres haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat zij voldoende informatie aanwezig achtte. De rechtbank overweegt dat als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener moet betalen. In dit geval is verweerder geheel tegemoetgekomen aan de beroepsgronden van eiseres, wat de rechtbank aanleiding gaf om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres.

De rechtbank heeft de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.602,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 48,- dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3240

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] ,in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van [A] ( [A] ), te [woonplaats] , eiseres,
(gemachtigde: mr. J.H.F. de Jong),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Chahid).

Procesverloop

Bij besluit van 24 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres
ten behoeve van [A] verstrekte persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de
Jeugdwet (Jw) verlengd van 2 februari 2020 tot en met 30 april 2020. Het betreft 7 uur per
week voor persoonlijke verzorging (informeel tarief) en 19,5 uur per week begeleiding
(informeel tarief).
Bij besluit van 31 juli 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond
verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 17 maart 2021 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken.
Eiseres heeft daarna het beroep ingetrokken en verzocht verweerder bij afzonderlijke
uitspraak te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van eiseres en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van eiseres te betalen. Daarbij heeft verweerder verklaard bereid te zijn
1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het geven van een toelichting op het bezwaarschrift en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting, omdat zij vindt dat zij daarvoor over voldoende informatie beschikt.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan eiseres) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift (dus van eiseres) moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Met het besluit van 17 maart 2021 is verweerder geheel tegemoetgekomen aan de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank zal verweerder daarom veroordelen in de proceskosten van eiseres.
In het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is bepaald welke kosten er dan vergoed moeten worden.
3. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Bpb vast op € 1.602,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het geven van een toelichting op het bezwaarschrift en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
4. De rechtbank wijst er ten slotte op dat verweerder, gelet op artikel 8:41, zevende lid, van de Awb, het door eiseres betaalde griffierecht van € 48,- aan haar dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.602-;
- bepaalt dat verweerder de griffiekosten van eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Gena, griffier. De beslissing is uitgesproken op 30 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.