ECLI:NL:RBMNE:2021:6519
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende persoonsgebonden budget
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad als verweerder en een eiseres, die optreedt als wettelijk vertegenwoordigster van [A]. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarbij het persoonsgebonden budget (pgb) voor haar kind [A] was verlengd. Het primaire besluit, dat op 24 februari 2020 was genomen, verlengde het pgb van 2 februari 2020 tot en met 30 april 2020. Na een ongegrond verklaard bezwaar heeft eiseres beroep ingesteld. Verweerder heeft op 17 maart 2021 het bestreden besluit ingetrokken, waarna eiseres haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat zij voldoende informatie aanwezig achtte. De rechtbank overweegt dat als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener moet betalen. In dit geval is verweerder geheel tegemoetgekomen aan de beroepsgronden van eiseres, wat de rechtbank aanleiding gaf om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres.
De rechtbank heeft de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.602,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 48,- dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.