ECLI:NL:RBMNE:2021:6518

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3745
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na overlijden eiseres in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, mevrouw [eiseres], had een verzoek ingediend om een maatwerkvoorziening voor vervoer in de vorm van een gesloten buitenwagen (Canta) op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder, had in een eerder besluit op 25 februari 2020 dit verzoek afgewezen. Na een bezwaarprocedure, waarin het bezwaar op 17 september 2020 ongegrond werd verklaard, heeft mevrouw [eiseres] beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 26 januari 2021, die via Skype plaatsvond, werd mevrouw [eiseres] vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. P.A.M. Staal.

Helaas heeft mevrouw [eiseres] op 25 maart 2021 de rechtbank laten weten dat zij is overleden. Op 21 mei 2021 hebben de erfgenamen het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft hierop geantwoord dat hij inhoudelijk geen commentaar had op dit verzoek. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en de uitspraak gedaan.

De rechtbank overwoog dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat verweerder niet tegemoet was gekomen aan het beroep van eisers, aangezien het bestreden besluit niet was gewijzigd of ingetrokken. De rechtbank wees het verzoek om proceskostenvergoeding af als kennelijk ongegrond, met de overweging dat het overlijden van mevrouw [eiseres] niet leidde tot een wijziging van de proceskostenverplichting van verweerder. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3745

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.A.M. Staal),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: E. Siemeling).

Procesverloop

In het besluit van 25 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd om
mevrouw [eiseres] (hierna: mevrouw [eiseres] ) op grond van de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in aanmerking te brengen voor een maatwerkvoorziening
voor vervoer in de vorm van een gesloten buitenwagen (Canta).
Bij besluit van 17 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van
mevrouw [eiseres] ongegrond verklaard.
Mevrouw [eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2021 via Skype. Mevrouw
[eiseres] en verweerder hebben zich doen vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Op 25 maart 2021 heeft mr. Staal de rechtbank bericht dat mevrouw [eiseres] is overleden.
Op 21 mei 2021 hebben eisers het beroep ingetrokken en verzocht verweerder
bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van eisers en medegedeeld inhoudelijk geen
commentaar te hebben op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank sluit het onderzoek en bepaalt de uitspraak op heden.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder aan het beroep van eisers is tegemoetgekomen. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende. De rechtbank is niet gebleken dat verweerder het bestreden besluit heeft gewijzigd of ingetrokken. Ook de omstandigheid dat mevrouw [eiseres] is overleden maakt niet dat kan worden vastgesteld dat verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen.
4. Gelet op het voorgaande hoeft verweerder geen proceskosten te vergoeden. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Gena. De beslissing is uitgesproken op 30 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.