ECLI:NL:RBMNE:2021:6513
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering en de beoordeling van draagkracht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De eiser, die onder bewind staat, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van bewindvoering. Het college heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser voldoende vermogen zou hebben om de kosten zelf te betalen. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser vanaf 4 maart 2010 bijzondere bijstand ontving voor de kosten van bewindvoering, maar dat zijn aanvraag op 15 september 2020 werd afgewezen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder de stelling dat verweerder zijn vermogen onjuist had vastgesteld en dat er kosten voor duurzame gebruiksgoederen niet in de draagkrachtberekening waren meegenomen. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had aangetoond dat de draagkracht van eiser correct was berekend en dat er een zorgvuldigheidsgebrek was in de besluitvorming.
Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat het vermogen van eiser op het moment van de aanvraag hoger was dan het vrij te laten vermogen, en dat verweerder terecht had vastgesteld dat eiser in staat was om de kosten van bewindvoering zelf te betalen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.496,-, en het vergoeden van het griffierecht van € 49,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.