ECLI:NL:RBMNE:2021:6477

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/3988
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de hoogte van de toekenning bijzondere bijstand voor bewindvoering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, gaat het om een beroep dat is ingesteld door eiseres tegen de hoogte van de bijzondere bijstand die haar is toegekend voor de kosten van bewindvoering. Eiseres ontvangt een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande en heeft haar vermogen in 2012 onder bewind laten stellen. Tot 1 februari 2021 werd zij bijgestaan door een bewindvoerder van Budget Ondersteuning Utrecht, waarna zij op eigen verzoek een nieuwe bewindvoerder heeft aangesteld, Jurist & Bewind B.V. De kosten voor bewindvoering zijn vastgesteld op € 119,69 per maand.

Eiseres ontving aanvankelijk bijzondere bijstand ter hoogte van € 119,69 per maand, maar deze bijstand werd per 1 februari 2021 beëindigd. Na de aanstelling van de nieuwe bewindvoerder heeft eiseres op 24 februari 2021 een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend. In het besluit van 13 april 2021 heeft verweerder haar bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering vastgesteld op € 10,06 per maand, gebaseerd op een draagkrachtberekening. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 19 augustus 2021.

Tijdens de zitting op 20 december 2021 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij de draagkrachtberekening niet betwistte, maar wel aanvoerde dat verweerder een belangenafweging had moeten maken gezien haar financiële omstandigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de draagkracht van eiseres op € 1.315,59 per jaar is vastgesteld, wat neerkomt op € 109,63 per maand. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft bepaald dat eiseres voor het resterende bedrag van € 10,06 per maand in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. Het beroep is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3988

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B. el Ouath),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Arabaci).

Inleiding en procesverloop

Eiseres ontvangt een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande. Haar vermogen is in 2012 onder bewind gesteld. Tot 1 februari 2021 was de bewindvoerder [naam bewindvoerder] van Budget Ondersteuning Utrecht. Eiseres ontving € 119,69 per maand aan bijzondere bijstand voor de maandelijkse kosten van bewindvoering. Per 1 februari 2021 heeft eiseres op eigen verzoek een andere bewindvoerder gekregen, te weten Jurist & Bewind B.V. De kosten van bewind bedragen € 119,69 per maand. Bij besluit van 28 januari 2021 is de bijzondere bijstand per 1 februari 2021 beëindigd. Vervolgens heeft de nieuwe bewindvoerder op 24 februari 2021 een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend.
In het besluit van 13 april 2021 (primair besluit) heeft verweerder beslist op de aanvraag van eiseres. Haar is bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering toegekend ter hoogte van € 10,06 per maand. Verweerder heeft aan dit besluit een draagkrachtberekening ten grondslag gelegd.
In het besluit van 19 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. el Ouath, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is het niet eens met de hoogte van de door verweerder toegekende bijzondere bijstand voor bewindvoering. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij de door verweerder gemaakte draagkrachtberekening niet betwist en dat zij ook niet langer van mening is dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij de kosten van de vorige bewindvoerder wel volledig vergoed kreeg. Eiseres stelt enkel dat verweerder gelet op haar financiële omstandigheden een belangenafweging had moeten te maken. Zij heeft namelijk na 1 februari 2021 onvoorziene uitgaven gedaan, als gevolg waarvan zij heeft ingeteerd op haar spaargeld.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder de draagkracht van eiseres heeft vastgesteld op € 1.315,59 per jaar. Dat is € 109,63 per maand. Eiseres heeft de juistheid van deze berekening niet betwist. Aldus heeft verweerder terecht bepaald dat eiser de kosten van bewindvoering tot een bedrag van € 109,63 per maand uit haar inkomen kan voldoen. Zij komt dus voor het resterende bedrag van € 10,06 per maand in aanmerking voor bijzondere bijstand. Er is voor verweerder geen mogelijkheid geweest om lopende het jaar de gewijzigde financiële situatie van eiseres op één of andere wijze bij de besluitvorming te betrekken. Eiseres heeft in dit verband gewezen op artikel 18 van de Pw. Deze beroepsgrond faalt, omdat dit artikel geen betrekking heeft op bijzondere bijstand.
3. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier. De beslissing is uitgesproken op 29 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.