ECLI:NL:RBMNE:2021:6472

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/4611
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van de Participatiewet met betrekking tot intrekking van bijstandsrecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Participatiewet. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D. Gürses, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, dat zijn recht op bijstand met ingang van 18 oktober 2021 had ingetrokken. Na het indienen van het bezwaar heeft verweerder op 16 december 2021 het primaire besluit ingetrokken en besloten om de uitkering van verzoeker ongewijzigd voort te zetten. Hierdoor trok verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg hij wel om een proceskostenveroordeling.

De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechter overwoog dat, omdat verweerder tegemoet was gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening, het verzoek kennelijk gegrond was. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1.282,-, en verweerder gewezen op de mogelijkheid om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4611

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 december 2021 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, verweerder
(gemachtigde: J. Hekelaar).

Procesverloop

In het besluit van 27 oktober 2021 (primair besluit) heeft verweerder het recht op bijstand van verzoeker op grond van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet (Pw) met ingang van 18 oktober 2021 ingetrokken.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
In het besluit van 16 december 2021 heeft verweerder het primaire besluit ingetrokken en in plaats daarvan besloten de uitkering van verzoeker ongewijzigd voor te zetten.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat zich niet ter verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopigevoorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe en veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.282,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 534,- en 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 748,-), met een wegingsfactor 1.
5. De voorzieningenrechter wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:82, zesde lid, van de Awb het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- kan vergoeden. Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.282,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier. De beslissing is uitgesproken op 29 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.