In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 2 december 2021, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen behandeld. Eiseres had beroep aangetekend tegen een besluit van verweerder van 9 maart 2021. De rechtbank heeft echter besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiseres het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Dit griffierecht bedraagt € 49,- en is verplicht volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft eiseres op 21 juni 2021 een aangetekende brief gestuurd waarin zij werd geïnformeerd dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. Aangezien de rechtbank het bedrag niet op tijd heeft ontvangen en eiseres geen geldige reden heeft opgegeven voor deze vertraging, kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 Awb.
De beslissing van de rechtbank is dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard en er is geen sprake van een vergoeding van de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.