In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 11 november 2021, is het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de orde. Eiseres had verzocht om herbeoordeling, maar verweerder had niet binnen de wettelijk gestelde termijn op dit verzoek gereageerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder te laat is met beslissen, zoals ook bevestigd in het dwangsombesluit van 22 september 2021, waarin een dwangsom van € 1.442,- was vastgesteld.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Het beroep is kennelijk gegrond verklaard, wat betekent dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres recht heeft op een vergoeding van € 374,- voor de gemaakte proceskosten, aangezien zij een professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat het beroep gegrond is verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit is vernietigd, en verweerder is verplicht om het griffierecht aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.