ECLI:NL:RBMNE:2021:6458

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
21/3838
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door bestuursorgaan

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 28 oktober 2021, wordt het beroep van eisers behandeld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. Eisers hebben beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun bezwaar. De rechtbank oordeelt dat eisers te vroeg in beroep zijn gegaan, aangezien de beslistermijn nog niet was verstreken. Echter, omdat de termijn inmiddels is verlopen en verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen, verklaart de rechtbank het beroep ontvankelijk.

Eisers hebben op 5 juli 2021 een pro forma bezwaarschrift ingediend, waarna verweerder hen op 8 juli 2021 om aanvullende gronden heeft gevraagd. De beslistermijn werd opgeschort tot 15 september 2021. De rechtbank constateert dat eisers op 23 augustus 2021 verweerder in gebreke hebben gesteld en op 13 september beroep hebben ingesteld, wat te vroeg was. Desondanks besluit de rechtbank om het beroep ontvankelijk te verklaren, gezien de omstandigheden.

De rechtbank legt uit dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan een dwangsom moet betalen als het niet tijdig een besluit neemt. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,- en bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Daarnaast moet verweerder een dwangsom van € 100,- per dag betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Het beroep wordt kennelijk gegrond verklaard, en verweerder moet de proceskosten van € 374,- aan eisers vergoeden, evenals het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3838

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. A. Bakker)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eisers zijn te vroeg in beroep gegaan. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen was namelijk nog niet voorbij toen eisers het beroep indienden. De hoofdregel is dan dat het beroep niet-ontvankelijk is.
In dit geval vindt de rechtbank dat het beroep tóch ontvankelijk is, omdat de termijn inmiddels wel is verlopen en verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen. Ook is het meer dan twee weken geleden dat verweerder de ingebrekestelling van eisers heeft ontvangen.
4. Eisers hebben het pro forma bezwaarschrift ingediend op 5 juli 2021. Op 8 juli 2021 heeft verweerder aan eisers een brief gestuurd waarin de gelegenheid is gegeven om de gronden van het bezwaar in te dienen. Op 3 augustus 2021 hebben eisers dit gedaan. Ingevolge artikel 7:10, tweede lid, van de Awb wordt de beslistermijn opgeschort gerekend vanaf de dag na die waarop de indiener is verzocht een verzuim te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld. Dit betekent dat de beslistermijn niet afliep op 18 augustus 2021, maar op 15 september 2021. De rechtbank stelt vast dat eisers verweerder op
23 augustus 2021 in gebreke hebben gesteld en op 13 september beroep hebben ingesteld. Dit was dus voordat de beslistermijn was verstreken. De rechtbank stelt echter vast dat verweerder nog steeds niet heeft beslist op het bezwaar van eisers. De rechtbank ziet daarom om proces-economische redenen af van de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, van de Awb).
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder de verbeurde dwangsom vast dient te stellen in het alsnog te nemen besluit. Omdat eiser verweerder op 16 september 2020 in gebreke had kunnen stellen en verweerder na de ingebrekestelling nog twee weken de tijd krijg om een besluit te nemen bepaalt de rechtbank dat de verbeurde dwangsom is verschuldigd vanaf
1 oktober 2021.
7. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, van de Awb).
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb). Dat betekent ook dat eisers een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hen een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 374,-.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eisers betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 374.- aan proceskosten. Verweerder moet
dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.