In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 3 mei 2021, waarbij haar bezwaar tegen het niet toekennen van dwangsommen in verband met een naheffingsaanslag parkeerbelastingen ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar is gedaan door een medewerker van ParkeerService U.A. namens de heffingsambtenaar van de gemeente Woerden, maar dat deze uitspraak onbevoegd is genomen. De rechtbank heeft geen bewijs ontvangen van de bevoegdheid van de medewerker die de uitspraak heeft gedaan, en de uitspraak is bovendien niet ondertekend.
De rechtbank heeft besloten dat het beroep kennelijk gegrond is, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de bestreden uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 748,-, en dat het griffierecht van € 49,- aan eiseres moet worden terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier.