ECLI:NL:RBMNE:2021:6450

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
21/3267
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de heffingsambtenaar bij naheffingsaanslag parkeerbelastingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 november 2021, betreft het beroep van eiseres tegen de ongegrondverklaring van haar bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen. De naheffingsaanslag werd opgelegd omdat eiseres haar voertuig met kenteken [kenteken] had geparkeerd op een parkeerplaats aan het Plantsoen in de gemeente Woerden op 7 juli 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar is gedaan door een medewerker van ParkeerService U.A., maar dat deze medewerker niet bevoegd was om namens de heffingsambtenaar van de gemeente Woerden te beslissen. De rechtbank oordeelt dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is genomen, omdat de identiteit van de medewerker niet bekend is en er geen bewijs is dat deze medewerker als heffingsambtenaar was aangewezen. Bovendien is het interne mandaatregister van ParkeerService niet gepubliceerd, waardoor het mandaatbesluit niet in werking is getreden. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres kennelijk gegrond is en vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar. Verweerder wordt opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met deze uitspraak. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden, maar verweerder moet het griffierecht aan eiseres betalen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3267

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Woerden, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat haar bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen ongegrond is verklaard.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De naheffingsaanslag parkeerbelastingen is aan eiseres opgelegd in verband met het parkeren van haar voertuig met kenteken [kenteken] op een parkeerplaats aan PLANTSOEN in de gemeente Woerden op 7 JULI 2021.
3. Op grond van artikel 231, tweede lid, onder b, van de Gemeentewet is de heffingsambtenaar bevoegd om gemeentelijke belastingen, zoals parkeerbelasting, te heffen. Het college van burgemeester en wethouders wijst de heffingsambtenaar aan.
4. De rechtbank stelt vast dat de uitspraak op bezwaar is gedaan namens de heffingsambtenaar van de gemeente Woerden, door een medewerker team Parkeerrechten van ParkeerService U.A. Een naam van de medewerker of handtekening staat niet onder de uitspraak op bezwaar.
5. De rechtbank is van oordeel dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is genomen. Het besluit is genomen namens de heffingsambtenaar door een onbekende medewerker. Verweerder heeft een intern mandaatregister Coöperatie ParkeerService U.A. overgelegd, waarin de bestuurder, tevens directeur van Parkeerservice de medewerkers van de afdeling parkeerrechten mandateert tot het nemen van beslissingen op bezwaarschriften gericht op de heffing van parkeerbelasting. Het besluit is echter genomen namens de heffingsambtenaar. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat de directeur van Parkeerservice als heffingsambtenaar is aangewezen. Wel is er het Mandaatregister gemeente Woerden 2013 overgelegd waarin de directeur door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden is gemandateerd om besluiten te nemen op grond van de Parkeerverordening ten aanzien van de producten en diensten zoals opgenomen in Bijlage I behorende bij de Overeenkomst van Opdracht aan Coöperatie Parkeerservice U.A. en waarvoor het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is. Hieruit volgt echter niet dat de directeur de heffingsambtenaar is.
6.1
Overigens kleeft aan het interne mandaatregister ook nog een ander gebrek. Uit andere beroepszaken waarbij Parkeerservice betrokken is, is de rechtbank namelijk bekend dat het mandaatregister niet is gepubliceerd of op andere wijze naar buiten toe bekend is gemaakt.
6.2
Hoewel in de literatuur discussie bestaat over de wijze van bekendmaking van een mandaatbesluit [1] , gaat de rechtbank er vanuit dat een mandaatbesluit bekend moet worden gemaakt overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en niet door middel van toezending aan de gemandateerde, omdat het om een besluit van algemene strekking gaat. Omdat het mandaatbesluit niet is bekendgemaakt overeenkomstig artikel 3:42 van de Awb, is het ook niet in werking getreden. Ook om die reden zou de uitspraak op bezwaar niet bevoegd door een medewerker van de afdeling parkeerrechten in mandaat kunnen worden genomen.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb) en de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd.
8. Verweerder moet een nieuw besluit nemen en daarbij rekening houden met deze uitspraak. Het nieuw te nemen besluit is in ieder geval bevoegd genomen als het door een door het college van burgemeester en wethouders als heffingsambtenaar voor parkeerbelastingen aangewezen persoon is genomen. De rechtbank geeft verweerder een termijn van zes weken om opnieuw op het bezwaar te beslissen.
9. Er zijn door eiseres geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is op 8 november 2021 gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing zal door publicatie op rechtspraak.nl openbaar worden gemaakt.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Gst. 2011/3: noot van R.J.M.H. de Greef bij de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL8720.