ECLI:NL:RBMNE:2021:6435

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/3578
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gehandicaptenparkeerkaart op basis van medisch advies

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiser, die een aangeboren stofwisselingsziekte heeft en bekend is met motorische en geestelijke retardatie, had op 3 mei 2021 een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerkaart. Deze aanvraag werd afgewezen op basis van medisch advies van JHP Consult, waarin werd gesteld dat eiser in staat is om meer dan 100 meter te lopen, zelfs zonder gebruik van loophulpmiddelen.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting op 11 november 2021 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn moeder en een waarnemer van zijn gemachtigde. Eiser betwistte de bevindingen van het medisch advies en voerde aan dat zijn combinatie van klachten recht geeft op een gehandicaptenparkeerkaart op basis van de hardheidsclausule. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het medisch advies zorgvuldig tot stand is gekomen en dat er geen voldoende onderbouwing is voor de stelling van eiser dat hij niet in staat is om 100 meter te lopen.

De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de vereisten voor het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart volgens de Regeling gehandicaptenparkeerkaart. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3578

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. Ӧ. Batur),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: I. Steunenberg).

Procesverloop

In het besluit van 3 mei 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart afgewezen.
In het besluit van 27 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 november 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn moeder en A. Tekatli, waarnemer van eisers gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Aanvraag
1. De moeder van eiser heeft op 22 december 2020 namens eiser een melding gedaan bij verweerder voor een Canta, gehandicaptenvoertuig. Na telefonisch overleg is deze melding op 24 december 2020 omgezet naar een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats (GGP) en een gehandicaptenparkeerkaart (GPK). Om in aanmerking te komen voor een GGP moet een betrokkene eerst in aanmerking komen voor een GPK.
Medisch advies
2. Verweerder heeft, om de aanvraag te kunnen beoordelen, medisch advies gevraagd aan JHP Consult. In het advies van B. Mulder, medisch adviseur bij JHP Consult, gedateerd op 30 april 2021, staat onder meer het volgende vermeld:

“(…) Advies

Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de bekende feiten en omstandigheden, is er geen indicatie voor het verstrekken van een gehandicaptenparkeerkaart voor de bestuurder of passagier.
(…)

Medische beschouwing

Cliënt is bekend met een aangeboren stofwisselingsziekte gepaard gaande met motorische en geestelijke retardatie. Er is sprake van spastische paraparese met spierzwakte en afwijkend gangpatroon en van lichte verstandelijke beperking.
Cliënt loopt zonder loophulpmiddelen, wisselende afstanden. Hij verplaatst zich met een scootmobiel (Wmo) en recent is nog door de ouders een Canta besteld. Het is onduidelijk of hij daarmee zelf gaat rijden. De ouders geven aan dat cliënt regelmatig valt en daarom aangewezen is op begeleiding.
Omdat er verschil van mening is ontstaan over de reële loopafstand van cliënt alsook de begeleidingsnoodzaak, is aanvullende medische informatie ingewonnen bij de behandelend revalidatiearts.
Blijkens de ontvangen informatie heeft cliënt in 2019 revalidatiebegeleiding gehad via Merem Medische Revalidatie. Begin 2021 is hij voor gangbeeldanalyse bij revalidatiearts in [kliniek] geweest. Daar is gebleken dat hij enkele honderden meters kan lopen. Hij heeft wel balansproblemen waardoor hij veelvuldig valt; hij kan wel zelf opstaan. In de [kliniek] heeft hij het advies gekregen om met een loophulpmiddel te lopen ter ondersteuning van zijn balans. Cliënt zelf ziet daarvoor geen indicatie.
Op basis van bevindingen uit eigen onderzoek en de beschikbare informatie vanuit de behandelend sector bestaat geen grondslag voor het verstrekken van een Gehandicaptenparkeerkaart, noch voor de bestuurder noch voor passagier.
(…)
Bestreden besluit
3. Verweerder heeft het verzoek om een GPK afgewezen omdat eiser volgens het medische advies, met of zonder de gebruikelijke loophulpmiddelen, meer dan 100 meter te voet kan afleggen. Tijdens de bezwaarprocedure heeft verweerder gelet op de gronden van bezwaar een aanvullend medisch advies opgevraagd bij de medisch adviseur B. Mulder. In een reactie op 16 juni 2021 heeft de medisch adviseur aangegeven:
“ (…) De stelling van cliënt dat hij in redelijkheid niet in staat is om zelfstandig een afstand van 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen (…) komt niet overeen met de bevindingen uit eigen onderzoek en de beschikbare informatie vanuit de behandelende sector. Cliënt gebruikt ook geen loophulpmiddelen, terwijl hij daarmee de balansproblemen zou kunnen opvangen en het vallen voorkomen. Daarnaast stelt hij dat (….) de combinatie van zijn klachten maakt dat hij op grond van de hardheidsclausule recht heeft op een parkeervoorziening.
Het is niet duidelijk welke andere, dan loopbeperkingen, cliënt daarmee bedoeld.
Cliënt heeft naast zijn locomotore beperking een licht verstandelijke beperking. Deze is niet van dien aard dat hij continu aangewezen is op begeleiding. (…)
Uitgangspunt voor toepassing van artikel 1.1.d. zijn andere problemen dan loopbeperking, die leiden tot een belemmering in participatie en dichtbij parkeren noodzakelijk maken. Hierbij moet worden gedacht aan uitzonderlijke medische situaties, bijvoorbeeld de toediening van medicatie, beschikbaarheid van niet-draagbare medische apparatuur of verschoningsmaterialen i.v.m. ernstige incontinentieproblematiek. Uit het onderzoek zijn hiervoor geen aanwijzingen naar voren gekomen.”
Verweerder concludeert dat het advies van JPH Consult deugdelijk tot stand is gekomen en dat er een zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden. Er is geen informatie waaruit volgt dat eiser niet 100 meter te voet kan overbruggen of niet even nabij de plek van bestemming kan worden afgezet om te wachten tot de bestuurder de auto heeft geparkeerd. Verweerder ziet geen aanleiding om op grond van de hardheidsclausule een parkeerkaart te verstrekken.
Herhaling van gronden
4. Eiser stelt dat de gronden van bezwaar als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd. Verweerder is in het bestreden besluit gemotiveerd op de gronden van bezwaar ingegaan. Indien eiser het daar niet mee eens is dient hij in beroep concreet te maken waarom dat het geval is. Nu eiser dat niet heeft gedaan, zal de rechtbank de herhaling van gronden niet beoordelen.
Gronden
5. Eiser is het er niet mee eens dat is vastgesteld dat hij 100 meter kan lopen. Ook is onvoldoende rekening gehouden met de progressiviteit van zijn klachten. Verder voert hij aan dat de combinatie van zijn klachten maakt dat hij op grond van de hardheidsclausule recht heeft op een parkeervoorziening. Dit is de combinatie van zijn loopbeperking en zijn licht verstandelijke beperking. Zijn balansprobleem zou opgelost kunnen worden, alleen heeft eiser los daarvan continu begeleiding en sturing nodig. Eiser stelt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is.
Toetsingskader
6.1.
In paragraaf 1, artikel 1, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (Regeling) staat:
‘Voor een gehandicaptenparkeerkaart kunnen in aanmerking komen:
(…)
b. passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder;
(…)
d. bestuurders en passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, andere dan bedoeld onder a en b, die ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, andere dan loopbeperkingen hebben;
(…).’
6.2.
In paragraaf 2, artikel 2, eerste lid van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart staat:
‘Een gehandicaptenparkeerkaart wordt niet afgegeven alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager.’
6.3.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] moet het bestuursorgaan, indien het een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht van vergewissen dat dit - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. Indien het deskundigenadvies naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is, kan de betrokkene de uitkomst van het medisch advies bestrijden door een deskundige in te schakelen en een contra-expertise in te brengen.
Oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de medische adviezen van B. Mulder ten grondslag heeft kunnen leggen aan het bestreden besluit. Uit het medisch advies van
B. Mulder van 30 april 2021 blijkt dat op 29 maart 2021 een huisbezoek heeft plaatsgevonden, waarbij een diagnose is gesteld. Tijdens het huisbezoek heeft B. Mulder kennis genomen van informatie uit de behandelend sector van 15 maart 2021 van [A] , revalidatiearts bij de [kliniek] . Omdat eiser en zijn ouders het niet eens waren met de bevindingen tijdens het huisbezoek heeft B. Mulder op 31 maart 2021 aanvullende informatie opgevraagd bij [B] , revalidatiearts. Op 29 april 2021 heeft B. Mulder de aanvullende informatie ontvangen. Deze informatie is ook meegewogen bij het medisch advies van 30 april 2021. Daarnaast heeft verweerder tijdens de bezwaarprocedure de gronden van bezwaar nogmaals voorgelegd aan B. Mulder voor een nader medisch advies. Op 16 juni 2021 heeft B. Mulder een aanvullend medisch advies gegeven als reactie op het ingediende bezwaar. Hieruit blijkt dat de medische adviezen zorgvuldig tot stand zijn gekomen.
Uit de adviezen komt naar voren dat eiser, met of zonder hulpmiddelen, meer dan 100 meter te voet kan afleggen. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij dat niet kan en dat hij continu afhankelijk is van begeleiding. De rechtbank vindt hierbij van belang dat eiser ook niet heeft geprobeerd of het lopen met een hulpmiddel zijn balansproblemen kan oplossen zodat ook daaruit volgt dat niet gebleken is dat hij continue afhankelijk is van hulp. De enkele stelling van eiser dat dit zo is, is onvoldoende voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de adviezen.
Er zijn verder ook geen medische stukken ingebracht waaruit volgt dat de situatie van eiser zodanig progressief is dat verweerder daar rekening mee zou moeten houden.
8. Ook heeft eiser zijn stelling dat hij gelet op de combinatie van zijn klachten en zijn verstandelijke beperking recht heeft op een gehandicaptenparkeerkaart niet onderbouwd. Gelet daarop komt eiser ook niet in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerkaart met toepassing van artikel 1 onder d, van de Regeling.
9. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de aanvraag heeft kunnen afwijzen omdat eiser niet voldoet aan de vereisten van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 24 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
De rechter en griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van