4.3Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/144431-18
Aangeefster [aangeefster 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik was samen met twee vriendinnen, [aangeefster 2] en [getuige 1] uit geweest in Utrecht […] aan de Nobelstraat te Utrecht, dat was op 22-12-2017. […] We liepen op de stoep […]. Ik zag toen dat een man onder een kap bij een ijssalon stond en wel aan de ander zijde van de weg. […] Ik zag dat deze man aan het wildplassen was. Ik zag namelijk een straal vloeistof, dat zal urine zijn geweest, uit zijn piemel komen en op de stoep kletteren. Ik zag dat hij zijn piemel met zijn linkerhand beethad. […] Hij stond dus zo te plassen dat hij met de voorzijde van zijn lichaam naar de straat gekeerd was.[…] Ik zag toen dat hij kennelijk klaar was met plassen, er kwam namelijk geen straal meer uit zijn piemel. Ik zag wel dat hij zijn piemel niet in zijn broek terug deed maar nog steeds in zijn linkerhand beet hield. […] Ik hoorde [aangeefster 2] toen zeggen gadver hij is zich aan het aftrekken! Ik keek naar hem en zag ook dat hij met zijn linkerhand aftrekkende bewegingen maakte. […] [aangeefster 2] heeft 112 gebeld. […] ik zag dat de politie in gesprek was met de man die even daarvoor stond te wildplassen en zichzelf aan het aftrekken was.
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 22 december 2017, omstreeks 04.57 uur, kreeg ik samen met collega [verbalisant 2] , het verzoek van de meldkamer om te gaan naar de Nobelstraat. […] Ik vertelde tegen de meldster dat wij een man staande hielden na het eerder opgegeven signalement. […] Ik hoorde dat de meldster tegen mij zei: "Ja dat is de man die net met zijn lul uit zijn broek voor ons stond te rukken. […] Ik zag dat hij zich omdraaide naar ons en ik zag zijn geslachtsdeel
die hij in zijn hand vast hield. Ik zag dat die man rukkende bewegingen begon te maken terwijl hij zijn geslachtsdeel vast hield […]" Ik hoorde dat de nader te noemen benadeelde dit verhaal deelde. Ik zag dat beide meiden erg ontdaan waren en erg geschrokken. Ik zag dat hun handen trilden […].De nader te noemen getuige deelde ook hetzelfde verhaal […] De verdachte bleek te zijn: [verdachte] , geboren [1992] te [geboorteplaats] .
Bewijsoverweging
Op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 22 december 2017 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid, door zijn ontblote geslachtsdeel te tonen en zich af te trekken.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [getuige 1] bij de rechter-commissaris in grote lijnen overeenkomt met hetgeen zij eerder heeft verklaard en daarmee bijdraagt aan de overtuiging dat het feit is begaan. Dat [getuige 1] bij haar verhoor door de rechter-commissaris zich niet meer precies alles kan herinneren, zoals de raadsvrouw naar voren heeft gebracht, maakt dit niet anders nu dit verhoor tweeënhalf jaar na de pleegdatum plaatsvond en de rechtbank het begrijpelijk acht dat de getuige zich na zo’n lange tijd niet meer alle details weet te herinneren. Voorts ziet de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, voor de lezing van verdachte geen steun in de verklaring van getuige [getuige 4] , de broer van verdachte, nu deze in strijd is met verklaringen die door de rechtbank als betrouwbaar worden geoordeeld.
Parketnummer 16/128246-19, feit 1
Aangever [slachtoffer] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op zondag 26 mei 2019 omstreeks 04.30 uur stond ik te wachten op de taxi standplaats aan
de Janskerkhof te Utrecht.
Ik zag dat de donkere man naar mij ons toeliep. […] Ineens zag ik dat de man uithaalde met zijn vuist. […] Ik voelde dat ik geraakt op mijn linkerwang ter hoogte van mijn jukbeen. Ik voelde pijn aan mijn wang. […] Ik zag dat de man wegrende en verdween achter de zich daar bevindende kerk. […] Ik ben daar in de rondte gereden maar kon de man niet vinden. […] Uiteindelijk was ik weer terug op het Janskerkhof bij de taxistandplaats. Dit was ongeveer 7 minuten later. Ik zag dat de donkere man weer op de taxi standplaats stond. […] Ik zag dat de man mij weer wilde slaan maar ik heb de man beetgepakt met mijn rechterarm in een nekgreep. Ineens zag en voelde ik dat de donkere man mij beet in mijn rechter bovenarm. Ik voelde pijn. Ik voelde dat ik hard werd gebeten door mijn overhemd en door 2 shirts heen die ik onder mijn overhemd draag. Ik zag dat hij alle 3 de shirts heeft kapot gebeten.Ik heb een wond op mijn bovenarm zitten. […] Op dat moment zag 2 agenten op een paard. Ik zag dat de agenten de man gelijk aanhielden.
Getuige [getuige 3] heeft bij de rechter-commissaris onder meer het volgende verklaard:
De donkere jongen gaf hem toen een stoot in zijn gezicht, het was één klap in het gezicht met een vuist. Het kwam tegen de zijkant van zijn gezicht.
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Op zondag 26 mei 2019, omstreeks 05:04 uur, surveilleerde ik op mijn dienstpaard en in uniform gekleed op de Neude te Utrecht. […] Ik zag dat er inmiddels meerdere omstanders zich met de schermutseling gingen bemoeien en dat zij [verdachte] onder bedwang hielden. Ik hoorde [slachtoffer] aan mij verklaren dat de man die hij vast hield degene was die hem zojuist had geslagen […]. Hierop heb ik [verdachte] om 05:25 uur aangehouden terzake mishandeling […].
Getuige [getuige 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik hoorde van de taxi chauffeurs dat zij de politie gebeld hadden en ik zag dat er 5 chauffeurs uitgestapt waren en naar de man liepen. […] ik zag dat hij iemand, een taxi chauffeur, in zijn arm had gebeten. […] Op een gegeven moment zag ik twee agenten te paard staan […]. Ik ben toen naar de politie agenten gelopen die hem hadden aangehouden […].
Bewijsoverweging
Op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 26 mei 2019 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer] door die [slachtoffer] te stompen in het gezicht en te bijten in zijn arm. De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar noodweerverweer ten aanzien van het bijten, nu naar het oordeel van de rechtbank geen sprake was van een noodweersituatie. Verdachte heeft aangever immers zelf (opnieuw) opgezocht. Hij heeft vervolgens aangever proberen te slaan. Verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook willens en wetens in een situatie gebracht waarin een tegenreactie van aangever te verwachten was. Het vastpakken van verdachte door [slachtoffer] vormt naar het oordeel van de rechtbank bovendien een rechtmatige en proportionele tegenreactie, bedoeld om het slaan door verdachte te stoppen. Van een ‘wederrechtelijke’ aanranding door [slachtoffer] , waartegen verdachte zich mocht verdedigen is dan ook geen sprake. Er is derhalve geen sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer.
Parketnummer 16/128246-19, feit 2
Vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte vrij van bedreiging van [slachtoffer] op 26 mei 2019 te Utrecht, nu wettig bewijs hiervoor ontbreekt. Aangever heeft weliswaar verklaard over de bedreigingen die verdachte geuit zou hebben, maar aangever verklaart ook dat hij op het moment dat de bedreigingen geuit werden, alleen was. De rechtbank merkt voorts op dat getuige [getuige 3] ook over bedreigingen door verdachte heeft verklaard, maar, gelet op het feit dat aangever alleen was ten tijde van de bedreigingen jegens hem, zien de bedreigingen waarop [getuige 3] doelt kennelijk op een ander moment. Bovendien is niet duidelijk tegen wie de bedreigingen waarover [getuige 3] verklaart, zijn gericht. Enkel op basis van de aangifte kan niet tot een wettige bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit worden gekomen. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van dit feit.