ECLI:NL:RBMNE:2021:6410

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
16-338547-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen gedragsaanwijzing voor milieuactivisten na betreden van pand PGGM

In deze zaak gaat het om milieuactivisten die zonder toestemming het pand van pensioenfonds PGGM te Zeist zijn binnengedrongen en weigerden te vertrekken. Na hun aanhouding kregen zij een gedragsaanwijzing opgelegd, waarin hen werd verboden zich op het terrein en binnen een straal van 100 meter van het pand te bevinden. De verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.H. Jebbink, heeft beroep ingesteld tegen deze gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft de zaak op 23 december 2021 behandeld, waarbij de officier van justitie mr. N. Schipper en de raadsman van de verdachte aanwezig waren. De verdediging stelde dat er geen sprake was van een ernstige verstoring van de openbare orde en dat de gedragsaanwijzing onterecht was opgelegd. De officier van justitie betoogde dat de gedragsaanwijzing gerechtvaardigd was vanwege eerdere incidenten en de vrees voor herhaling. De rechtbank oordeelde dat de gedragsaanwijzing niet kon worden gehandhaafd, omdat de situatie niet voldeed aan de criteria van artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beëindigde de gedragsaanwijzing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/338547-21
Beslissing op grond van artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige raadkamer van 23 december 2021,
in de zaak van
[verdachte]
geboren op [1960] te [geboorteplaats] , woonplaats kiezende ten kantore van zijn advocaat, Jebbink Soeteman advocaten, Singel 362, 1016 AH te Amsterdam,
hierna te noemen: verdachte.
Advocaat: mr. W. H. Jebbink

1.De procedure

1.1
Namens verdachte is door mr. Jebbink beroep ingesteld tegen de op 3 december 2021 door de officier van justitie gegeven gedragsaanwijzing. Die gedragsaanwijzing houdt in dat verdachte zich niet mag ophouden op het terrein en/of het pand van PGGM te Zeist en dat verdachte zich niet mag ophouden binnen een straal van 100 meter van het pand van PGGM.
1.2
Het beroep is ingesteld bij brief van 7 december en voor de mondelinge behandeling nog voorzien van een nadere schriftelijke toelichting. De officier van justitie heeft voor de mondelinge behandeling een schriftelijke toelichting op de gegeven gedragsaanwijzing gegeven. Verder is verstrekt de aangifte van PGGM naar aanleiding van een incident op 10 november 2021 (vergezeld van twee processen-verbaal van bevindingen) en de aangifte van PGGM naar aanleiding van een incident op 3 december met daarbij ook het proces-verbaal van verhoor van de verdachte. Ten slotte is door de officier van justitie een proces-verbaal van bevindingen verstrekt met daarin de conclusies van een onderzoek naar verdachten en de vraag of verdachte eerder voor vergelijkbare zaken is aangehouden.
1.3
In raadkamer achter gesloten deuren zijn gehoord de officier van justitie mr. N. Schipper en de raadsman van verdachte mr. W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam. Verdachte is op de bij wet voorgeschreven wijze opgeroepen, maar is niet verschenen. Mr. Jebbink heeft namens verdachte het standpunt nader toegelicht en pleitaantekeningen overgelegd. De officier van justitie heeft daarop gereageerd.

2.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft, in aanvulling op de schriftelijke stukken, - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Er is geen sprake geweest van een ernstige openbare ordeverstoring. Ook is er geen grote vrees voor herhaling en is in elk geval niet gebleken van de noodzakelijke beoordeling van de vrees voor herhaling voor iedere verdachte. De maatregel is bovendien niet nodig, omdat het doel ook op andere wijzen bereikt kan worden. De maatregel is verder onnodig zwaar en belastend. Het recht om te demonstreren tegen het beleid van PGGM “within sight and sound” van PGGM wordt op ontoelaatbare wijze beperkt. Ook miskent de officier van justitie dat een gedragsaanwijzing in verband met de openbare orde alleen kan zien op de openbare ruimte en niet op een besloten gebouw, zoals het kantoorgebouw van PGGM.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is van oordeel dat de gedragsaanwijzing op goede gronden is gegeven en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroepschrift, met uitzondering van de grond ‘herhaald gevaar voor goederen’. In de kern komt het betoog van de officier van justitie er op neer dat het niet de eerste keer is dat (een deel van) verdachten de orde verstoord heeft op het terrein en in het kantoor van PGGM. Dat is aan te merken als verstoring van de openbare orde, omdat dit gebruikers en bezoekers treft en inzet van politie noodzakelijk is geworden. Doordat het eerder is gebeurd, kan ook vrees voor herhaling worden aangenomen. Er zijn verdachten alternatieven aangeboden om hun standpunt duidelijk te maken, maar daar is geen gebruik van gemaakt. Om die reden is de gedragsaanwijzing proportioneel en wordt ook de toets van subsidiariteit doorstaan. Voor zover het gaat om een inmenging in de vrijheden van artikel 10 en 11 EVRM, gaat het om een inmenging die is voorzien bij wet.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
In de aangifte van [aangever] namens PGGM en diens nadere verhoor van 8 december 2021 staat dat op 3 december 2021 ongeveer 25 mensen het pand van PGGM zijn binnengedrongen. PGGM heeft op enig moment de politie gebeld, omdat deze mensen niet wilden vertrekken en hinderlijk aanwezig waren. Na de komst van de politie is het vertrek nog tweemaal gevorderd, maar uiteindelijk bleek het nodig tot aanhouding van de betrokkenen over te gaan. Het overgrote deel van de door PGGM niet uitgenodigde bezoekers wilde niet vertrekken. Het was niet de eerste keer dat PGGM last had van ongewenste bezoekers. Op 10 november 2021 was dit ook al gebeurd. Bij beide gelegenheden zijn bezwaren geuit tegen investeringen van PGGM in fossiele brandstoffen.
4.2
De aangehouden personen zijn als verdachte van huisvredebreuk aangemerkt. Na te zijn verhoord zijn verdachten heengezonden met uitreiking van de gedragsaanwijzing waartegen dit beroep gericht is.
4.3
De officier van justitie is op grond van artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering bevoegd om de verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan een gedragsaanwijzing te geven in geval van verdenking van een strafbaar feit waardoor de openbare orde, gelet op de aard van het strafbare feit of de samenhang met andere strafbare feiten, dan wel de wijze waarop het strafbare feit is gepleegd, ernstig is verstoord, en waarbij grote vrees voor herhaling bestaat.
4.4
De bevoegdheid tot het geven van een gedragsaanwijzing bestaat eveneens bij vrees voor ernstig belastend gedrag jegens een persoon of personen of in het geval dat het gedrag van verdachten herhaald gevaar voor goederen oplevert. Deze gronden zijn niet aan de orde: belastend gedrag jegens personen is niet aangevoerd en de stelling dat sprake is van herhaald gevaar voor goederen, is door de officier van justitie niet gehandhaafd.
4.5
Ter beoordeling ligt dus uitsluitend voor de vraag of sprake is van ernstige bezwaren ten aanzien van een strafbaar feit waardoor de openbare orde ernstig is verstoord en waarbij grote vrees voor herhaling bestaat.
4.6
Op grond van de aangifte en de aanhoudingen bestaan er tegen de verdachte ernstige bezwaren voor wat betreft de verdenking van lokaalvredebreuk.
4.7
De Memorie van Toelichting bij de wet waarmee artikel 509hh Sv is ingevoerd opent met de volgende zin:
“In Nederland is reeds gedurende langere tijd sprake van onaanvaardbare vormen van overlast, met name in de steden en rond wedstrijden in het betaalde voetbal. Het ziet er niet naar uit dat deze ernstige overlast binnen afzienbare tijd zal afnemen of verdwijnen. Een voorbeeld daarvan zijn jongeren die groepsgewijs ernstig overlastgevend en veelal strafbaar gedrag vertonen, dat zeer belastend is voor de omgeving. Het kan hierbij gaan om aanhoudende pesterijen van buurtbewoners, voortdurende vernielingen, steeds wederkerend overlastgevend gedrag op of aan de weg of andere feiten. Deze vormen van voortdurende overlast kunnen maatschappelijk dermate onaanvaardbaar zijn dat het noodzakelijk is in te grijpen om voortzetting te beëindigen. Om die reden dienen de preventieve instrumenten van de overheid om deze gedragingen te voorkomen, te worden versterkt.”
In een nadere duiding van de aan de officier van justitie toegekende bevoegdheid staat in de Memorie van Toelichting:
“De officier van justitie kan de gedragsaanwijzing in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden geven. De gedragsaanwijzing kan worden gegeven in drie gevallen. Ten eerste in het geval, bedoeld in artikel 509hh, eerste lid, onder a, van verdenking van een strafbaar feit waardoor de openbare orde, gelet op de aard van het strafbare feit dan wel de samenhang met andere strafbare feiten, dan wel de wijze waarop het strafbare feit is gepleegd, ernstig is verstoord, en waarbij grote vrees voor herhaling bestaat. Dit betekent dat het kan gaan om strafbare feiten die door hun aard reeds een ernstige verstoring van de openbare orde inhouden, maar ook om strafbare feiten die op zichzelf niet een dusdanige verstoring inhouden, maar door hun samenhang met andere strafbare feiten of de wijze waarop ze zijn gepleegd, wel een ernstige verstoring inhouden. Het kan bijvoorbeeld gaan om overtredingen van de APV ter zake van overlastgevend gedrag, zoals samenscholing, hinderlijk gedrag op of aan de weg, hinderlijk gedrag bij of in gebouwen, openlijk drankgebruik of openlijk drugsgebruik, in samenhang met vernielingen en bedreigingen, die worden gepleegd door jongeren die luidruchtig rondhangen en op deze wijze de leefsfeer in een buurt sterk onder druk zetten, waardoor bewoners zich niet meer veilig voelen en het welzijn van burgers wordt aangetast. Het gaat hierbij om strafbare feiten die bij herhaling worden gepleegd en waarvan de verwachting is dat ze zonder onmiddellijk ingrijpen opnieuw zullen worden gepleegd.”
4.8
Hier doet zich de situatie voor dat de verdenking van het strafbare feit ziet op het wederrechtelijk binnentreden van privédomein en niet op gedragingen in het publieke domein. De toelichting op het wetartikel en de daarin gegeven voorbeelden lijken in niets op wat de verdachte in deze specifieke zaak verweten wordt. Hoe hinderlijk ook voor de gebruikers van het kantoor van PGGM, er kan hier niet worden gesproken van overlastgevend gedrag dat de leefsfeer van een buurt onder druk zet en waardoor bewoners zich minder veilig voelen en hun welzijn wordt aangetast. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet van een
ernstigeverstoring van de
openbareorde gesproken worden, althans zoals bedoeld in deze specifieke bepaling. De officier van justitie heeft nog naar voren gebracht dat een ruimere interpretatie van het begrip openbare orde passend is gelet op de noodzaak van werknemers om het gebouw te kunnen betreden en het belang van bezoekers die in het gebouw moeten zijn. De rechtbank is dienaangaande van oordeel dat een dergelijke ruime opvatting van het openbare orde begrip niet past binnen de systematiek van de gedragsaanwijzing, nu juist de situatie van belastend gedrag jegens personen als aparte grondslag wordt genoemd in artikel 509hh, eerste lid sub b. Evenmin kan naar het oordeel van de rechtbank nu reeds gesproken worden van een ernstige verstoring van de openbare orde doordat inzet van politie nodig was om een eind aan de bezetting te maken.
4.9
Dit betekent dat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren.
4.1
Dit doet niets af aan het feit dat overtreding van artikel 138 Sr (lokaalvredebreuk) een strafbaar feit is waartegen kan worden opgetreden. Uit de gegeven schriftelijke toelichting van verdachten blijkt niet dat zij zich daar ten volle van bewust zijn en ook tijdens de mondelinge behandeling van het beroep is desgevraagd niet aangegeven dat het recht van PGGM om hen de toegang te ontzeggen in de toekomst wel gerespecteerd zal worden. Los van het feit dat verdachten zich bij een opnieuw zonder toestemming betreden van een pand van PGGM mogelijk andermaal schuldig zullen maken aan een strafbaar feit, miskennen zij ook dat bij een herhaald al dan niet in groepsverband betreden van het gebouw van PGGM sprake kan zijn van belastend gedrag jegens personen. Dat speelt zeker in de situatie die in de aangifte wordt beschreven en waarbij de bezoekers een uitnodiging om in gesprek te gaan niet hebben geaccepteerd en geweigerd hebben te vertrekken, waardoor inzet van politie noodzakelijk is geworden. Het weigeren weg te gaan en medewerkers van PGGM niet in vrijheid en ongestoord hun werk laten doen, kan in zekere zin als intimiderend beoordeeld worden en als belastend tegen de daar werkzame personen en bezoekers. In de Memorie van Toelichting wordt ook aangegeven dat gedacht kan worden aan het geven van een gedragsaanwijzing bij bijvoorbeeld dierenrechtactivisme en daarin is een aanknopingspunt voor toepassing van deze regeling te vinden, ook in dit geval.
“Te denken valt aan acties van dierenrechtactivisten waarbij sprake is van herhaaldelijke groepsgewijze overlast of verdenking van een strafbaar feit in combinatie met een reële kans op herhaling daarvan of met de vrees voor belastend gedrag jegens personen of goederen.”
4.11
Bij deze stand van zaken hoeven de overige naar voren gebrachte argumenten geen verdere bespreking.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en beëindigt de bestreden gedragsaanwijzing per heden.
Aldus gedaan in raadkamer van deze rechtbank op 23 december 2021 door
mr. J.O. Zuurmond, voorzitter, mr. E.H.M. Druijf en mr. A.A.T. Werner, rechters in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar - Kleijer als griffier.
Deze beslissing is door één van de rechters en de griffier ondertekend.