ECLI:NL:RBMNE:2021:6384

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
21/4181
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 68,42. De eiser, die te laat beroep heeft ingesteld tegen de bestreden uitspraak op bezwaar, heeft zijn beroep op 22 september 2021 ingediend, terwijl de termijn voor indiening op 20 september 2021 verstreken was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestreden uitspraak op bezwaar op 8 augustus 2021 bekend is gemaakt, waardoor de termijn voor het indienen van beroep zes weken na deze datum liep. De rechtbank oordeelt dat de eiser zich ervan bewust was dat hij te laat was en dat de omstandigheden die hij aanvoert, namelijk dat hij pas later op de hoogte was gesteld door de garagehouder [bedrijf] over de afwijzing van het bezwaar, niet leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de eiser is om tijdig beroep in te stellen en dat hij eerder navraag had kunnen doen over de stand van zaken. Gezien het feit dat er geen geldige reden is aangevoerd voor de termijnoverschrijding, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4181

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, verweerder.

Inleiding en procesverloop

Deze zaak gaat over een naheffingsaanslag parkeerbelasting (met aanslagnummer [nummer] ) van € 68,42. Bij besluit van 4 augustus 2021 (de bestreden uitspraak op bezwaar) heeft verweerder het bezwaar gericht tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 22 september 2021 beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak op bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting. Eiser is namelijk te laat met het indienen van zijn beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. De redenen daarvoor zijn als volgt.
2. In zaken die vallen onder de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) – zoals deze zaak – moet een beroepschrift worden ingediend binnen zes weken na de datum waarop de uitspraak op bezwaar is genomen. Het kan ook zijn dat de uitspraak op bezwaar pas later bekend is gemaakt. Dan geldt er een termijn van zes weken na de datum van de bekendmaking (artikel 26c Awr).
3. In dit geval is de bestreden uitspraak op bezwaar bekendgemaakt op 8 augustus 2021 (artikel 3:41, eerste lid, van de Awb). Het beroepschrift van eiser had dus uiterlijk op 20 september 2021 moeten worden ingediend. Het beroepschrift is echter pas op 22 september 2021 ingediend. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk moet verklaren en het beroep dus niet inhoudelijk mag behandelen. Dat is alleen anders als er een geldige reden is waarom het beroepschrift te laat is ingediend, zodat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen. Op grond van artikel 6:11 Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring in dergelijke gevallen achterwege.
4. Eiser geeft aan zich ervan bewust te zijn dat hij het beroep te laat heeft ingediend, maar wijst er in dat verband op dat het bezwaar was ingediend door [bedrijf] , de garagehouder van wie eiser het betrokken voertuig had geleend ter vervanging van zijn eigen voertuig (hierna: [bedrijf] ). Naar de rechtbank begrijpt stelt eiser zich op het standpunt dat het enige tijd heeft geduurd voordat hij van [bedrijf] vernam dat het bezwaar was afgewezen, maar dat hij (vrijwel) onmiddellijk beroep heeft ingesteld zodra hij hiermee bekend was geworden.
5. De rechtbank ziet in deze door eiser aangevoerde omstandigheid geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Dat het mogelijk enige tijd heeft geduurd voordat eiser van [bedrijf] vernam dat het bezwaar tegen de naheffingsaanslag was afgewezen, is naar het oordeel van de rechtbank namelijk een omstandigheid die voor rekening en risico van eiser komt. Het is immers de eigen verantwoordelijkheid van eiser om tijdig beroep in te stellen. Gelet daarop had eiser ook al in een eerder stadium navraag kunnen doen bij [bedrijf] over de stand van zaken van de bezwaarprocedure.
6. Nu het beroep te laat is ingediend en daarvoor geen geldige reden is aangevoerd, is het beroep niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). De rechtbank zal het beroep daarom niet inhoudelijk in behandeling nemen.
7. Voor een vergoeding van de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Bos, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 23 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.