4.2.Verzekeringsdekking bij ASR
4.2.1.De VVE stelt zich primair op het standpunt dat de eigendomsoverdracht tijdig (via SAA Assuradeuren B.V. / SAA Verzekeringen) aan ASR is gemeld en dat ASR (via SAA Assuradeuren / SAA Verzekeringen) stilzwijgend heeft ingestemd met de voortzetting van de Verzekering door [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] en [eiser sub 4] , dan wel door de VvE. De VVE baseert zich daarbij op artikel 7:948 BW waarin – kort gezegd – is bepaald dat bij de overdracht van een zaak de rechten en verplichtingen uit de verzekering die het belang van de vervreemder bij het behoud van de zaak dekt, met het risico overgaan op de verkrijger (lid 1) en de overeenkomst een maand nadat zij op de nieuwe verzekerde is overgegaan vervalt, tenzij de nieuwe verzekerde binnen een maand aan de verzekeraar verklaart de overeenkomst voort te zetten (lid 2). Subsidiair stelt de VVE zich op het standpunt dat het beroep van ASR op het verstrijken van voornoemde 30-dagen termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, omdat er zich na de overdracht geen wijziging in het verzekerde risico heeft voorgedaan en de premie reeds vooruit was betaald.
4.2.2.ASR beroept zich op artikel 14 lid 1 van de Bijzondere Voorwaarden waarin is overeengekomen dat de verzekeringsovereenkomst met de nieuwe eigenaar wordt voortgezet indien dat binnen de termijn van 30 dagen met de nieuwe eigenaar is
overeengekomen. In deze bepaling wordt afgeweken van het regelende recht in artikel 7:948 lid 2 BW op grond waarvan het voldoende is dat de nieuwe verzekerde
verklaartde verzekering voort te zetten. ASR stelt dat zij tot het moment dat de schade op
11 oktober 2019 bij haar werd gemeld, niet op de hoogte was van de eigendomsoverdracht op 23 augustus 2019 van het appartement aan de [adres] . Op dat moment was de termijn van 30 dagen reeds verstreken en binnen die termijn was er geen (nieuwe) verzekeringsovereenkomst tussen de VVE en ASR tot stand gekomen op grond waarvan aanspraak gemaakt kan worden op dekking onder de Verzekering.
4.2.3.Volgens ASR bestaat er ook geen ruimte voor een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid omdat de Verzekering hoe dan ook niet zou zijn voortgezet na het verstrijken van de 30-dagen termijn. Allereerst was het kennelijk de bedoeling dat er een nieuwe opstalverzekering op naam de VvE zou worden afgesloten bij Reaal Verzekeringen. Daarnaast was het voortzetten van de Verzekering op naam van de VvE bij ASR sowieso geen optie geweest omdat dit een particuliere woonhuisverzekering betrof die verzekeringstechnisch niet op naam van een VvE kán worden gezet. De door de VVE gewenste zakelijke opstalverzekering betreft volgens ASR een heel ander type verzekering – ook ten aanzien van het verzekerde risico – dan de bestaande opstalverzekering. Al met al bestaat er geen dekking onder de Verzekering, aldus ASR.
Verzekering is niet voortgezet
4.2.4.Allereerst is de rechtbank van oordeel dat [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] en/of [eiser sub 4] en/of de VvE niet binnen de daarvoor geldende termijn van 30 dagen na de overdracht van het appartement aan de [adres] aan ASR kenbaar hebben gemaakt dat zij de Verzekering wensten voort te zetten. Zowel op grond van artikel 7:948 lid 2 BW, als op grond van artikel 14.1 van de Bijzondere Voorwaarden, is daarvoor (ten minste) nodig dat
de nieuwe verzekerde / de nieuwe eigenaaraan de verzekeraar laat weten dat zij de verzekering voort wenst te zetten. Dat is niet gebeurd. Vast staat dat er pas op 10 oktober 2019 telefonisch contact is geweest tussen [eiseres sub 2] als nieuwe verzekerde / nieuwe eigenaar en SAA Verzekeringen, waarbij [eiseres sub 2] aan SAA Verzekeringen heeft laten weten dat de Verzekering nog op naam stond van de vorige eigenaar en zij wilde dat de Verzekering zou worden overgezet (naar de VvE). De 30-dagen termijn vanaf de overdracht op 23 augustus 2019 was op dat moment echter al verlopen.
4.2.5.De eerdere mededeling van mevrouw [D] aan SAA Verzekeringen op
15 mei 2019 dat zij het pand aan de [adres] wil verzekeren in een VvE, kan niet worden aangemerkt als een verklaring van of namens de nieuwe verzekerde / de nieuwe eigenaar van het pand dat zij de Verzekering na de overdracht – die op dat moment ook nog helemaal niet had plaatsgevonden – wenst voort wenst te zetten. Evenmin zijn de telefonische contacten tussen mevrouw [D] en SAA Verzekeringen en het notariskantoor en SAA Verzekeringen op 27 september 2019 voldoende om aan te nemen dat op basis daarvan de Verzekering tussen ASR enerzijds en [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] , [eiser sub 4] en/of de VvE anderzijds zou zijn voortgezet. Naast het feit dat ook op 27 september 2019 de 30-dagen termijn reeds was verstreken, blijkt nergens uit dat mevrouw [D] en/of het notariskantoor de door hen gedane uitlatingen op dat moment namens de nieuwe verzekerde(n) / de nieuwe eigenaar(s) deden. Van stilzwijgende voortzetting van de Verzekering is dan ook geen sprake.
Beroep op beperkende werking redelijkheid en billijkheid slaagt
4.2.6.Op grond van het voorgaande bestond er ten tijde van de brand in de nacht van 10 op 11 oktober 2019 geen opstalverzekering (meer) tussen ASR enerzijds en [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] , [eiser sub 4] en/of de VvE anderzijds. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat het beroep van ASR op artikel 14.1 van de Bijzondere Voorwaarden (dan wel artikel 7:948 lid 2 BW) onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechtbank licht dat als volgt toe.
4.2.7.Zowel artikel 7:948 BW als artikel 14.1 van de Bijzondere Voorwaarden gaat uit van het beginsel dat de verzekering het belang volgt. Dit brengt mee dat in het geval van eigendomsoverdracht het belang gedurende (tenminste) 30 dagen na de eigendomsoverdracht sowieso verzekerd is en deze verzekering ook daarna voortduurt indien de nieuwe verzekerde / nieuwe eigenaar verklaart deze voort te willen zetten en de verzekeraar daar geen bezwaar tegen heeft. In dit geval betekent dit dat het pand aan de [adres] tot 23 september 2019 verzekerd is geweest en de VVE dus zonder meer aanspraak had kunnen maken op dekking onder de Verzekering indien de brand zich vóór dat moment had voorgedaan in plaats van 2,5 week later op 10 oktober 2019.
4.2.8.De belangrijkste overweging voor het oordeel dat ASR in dit specifieke geval geen beroep toekomt op artikel 14.1 van de Bijzondere Voorwaarden (dan wel artikel 7:948 lid 2 BW), is echter niet dit voor de VVE bijzonder ongelukkige tijdsverloop, maar het feit dat er zich met de overgang van het verzekerd belang – namelijk de overdracht van het appartement aan de [adres] door voormalig verzekeringnemer mevrouw [D] aan [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] – geen enkele daadwerkelijke verzwaring van het materiële of morele verzekerde risico heeft voorgedaan. Het verzekerde object betreft het gehele pand aan de [adres] waarin twee appartementen zijn gevestigd die door twee huishoudens worden bewoond. Daar is door de overdracht in 2019 geen verandering in gekomen. Datzelfde geldt overigens voor de overdracht van het appartement in het bovenhuis door mevrouw [A] en de heer [B] aan [eiser sub 4] in 2015. Er is enkel verandering gekomen in
de personen van de bewonersvan de appartementen. Dat deze nieuwe bewoners op enigerlei wijze een verzwaring van het verzekerde risico met zich mee brachten, is niet gesteld en evenmin gebleken. Daarbij is ook van belang dat de schade in dit geval het gevolg is geweest van een brand die twee panden verderop heeft gewoed en die op geen enkele wijze verband hield met het pand op nummer [nummer] en (eventuele onachtzaamheid van) haar bewoners. Bovendien staat vast dat de premie voor de Verzekering tot en met de brand en zelfs tot februari 2020 reeds (vooruit) was betaald. Deze combinatie van omstandigheden maakt dat de rechtbank niet inziet welk belang van de verzekeraar zou zijn geschaad met de overgang van het verzekerde belang.
4.2.9.De stelling van ASR dat ook bij tijdige melding van de overdracht de Verzekering niet met de nieuwe verzekerde / nieuwe eigenaar zou zijn voorgezet, staat in dit specifieke geval het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid evenmin in de weg. ASR stelt dat de Verzekering – een particuliere woonhuisverzekering – een heel ander type verzekering is dan de door de VVE gewenste zakelijke opstalverzekering op naam van de VvE. Omdat de verzekeraar bij een VVE met verschillende appartementseigenaren te maken heeft (zonder te weten wie), zijn de voorwaarden en risico’s van een zakelijke VVE verzekering anders dan die van een particuliere woonhuisverzekering waarbij er één gezin in een woning woont. Verzekeringstechnisch was het daarom überhaupt niet mogelijk om de bestaande opstalverzekering over te zetten op naam van de VvE en zou er dus een nieuwe opstalverzekering voor het pand op naam van de VvE moeten worden afgesloten, aldus ASR. Ter zitting heeft ASR vervolgens toegelicht dat er in dit geval sprake was van een particuliere woonhuisverzekering, terwijl er feitelijk ook in de situatie voor de overdracht van de appartementen in 2015 en 2019 al een VVE-polis had moeten zijn. Hieruit volgt dat er destijds door ASR (of haar gevolmachtigde) kennelijk per abuis een particuliere woonhuisverzekering is afgesloten (of in stand gehouden) voor een pand dat daar verzekeringstechnisch niet geschikt voor was omdat het geen woning betrof die door één gezin werd bewoond, maar een pand met twee appartementen van verschillende eigenaars. Dat er door ASR (of haar gevolmachtigde) bij het aangaan van de Verzekering inderdaad een vergissing is gemaakt, blijkt ook uit artikel 1 van de Bijzondere Voorwaarden waarin, naast de verzekeringnemer, de personen met wie de verzekeringnemer in duurzaam gezinsverband samenwoont als verzekerden worden aangeduid, terwijl in het polisblad van 16 februari 2018 naast mevrouw [D] als verzekeringnemer, de heer [C] ( [adres] ) en mevrouw [A] en de heer [B] ( [adres] ) als verzekerden staan vermeld. Het moge duidelijk zijn dat de heer en mevrouw [D] als bewoners van het onderhuis niet in duurzaam gezinsverband samenwoonden met mevrouw [A] en de heer [B] als bewoners van het bovenhuis.
4.2.10.De reden die nu door ASR naar voren wordt gebracht als grond waarop zij de Verzekering ook bij tijdige melding niet met de nieuwe verzekerde / nieuwe eigenaar zou hebben voortgezet, heeft derhalve niets van doen met de overdracht van het appartement aan de [adres] aan [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] in 2019 (en evenmin met de overdracht van het bovenhuis aan [eiser sub 4] in 2015). Datzelfde geldt voor het door ASR gestelde verzwaarde risico, dat feitelijk geen door de overdracht gewijzigd risico betreft, maar een verzwaard risico dat reeds lange tijd bestond en het gevolg was van een vergissing van ASR zelf (of haar gevolmachtigde). Zoals eerder overwogen, is er door de overdracht van de appartementen in 2019 en 2015 geen enkele wijziging opgetreden in het verzekerde belang, zijnde het pand aan de [adres] met twee appartementen die door twee verschillende huishoudens worden bewoond. Deze feitelijke situatie bestond als sinds jaar en dag en zoals uit het polisblad van 16 februari 2018 blijkt, was deze feitelijke situatie ook bij ASR bekend. De grond die ASR aandraagt voor de stelling dat ASR de Verzekering niet met de nieuwe verzekerde / nieuwe eigenaar zou hebben voortgezet, hangt dus enkel en alleen samen met een reeds lang geleden door ASR (of haar gevolmachtigde) gemaakte vergissing van verzekeringstechnische aard die zij nu wenst recht te zetten en die – onder de gegeven omstandigheden van het geval – voor ASR het voordeel mee zou brengen dat zij niet gehouden zou zijn dekking te verlenen voor de schade aan het pand als gevolg van de brand.
4.2.11.De vraag die de rechtbank zich daarom in dit geval moet stellen, is of er voor ASR – los van het feit dat het verzekeringstechnisch niet mogelijk was de Verzekering over te zetten op naam van de VvE – een gegronde reden zou zijn geweest om de Verzekering niet met de nieuwe eigenaar / de nieuwe verzekerde voort te zetten / om geen nieuwe opstalverzekering op naam van de VvE aan te gaan, wanneer de overdracht wél tijdig bij ASR zou zijn gemeld. Nu dergelijke gronden niet door ASR naar voren zijn gebracht en de rechtbank daar verder ook niet van is gebleken, oordeelt de rechtbank dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. Zoals reeds meerdere malen overwogen, heeft zich na de overdracht van het benedenhuis aan [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] in 2019 (en overigens ook na de overdracht van het bovenhuis aan [eiser sub 4] in 2015) geen enkele verzwaring van het verzekerde risico voorgedaan. Onder die omstandigheden is het niet aannemelijk dat ASR als rationeel handelende verzekeraar die naar mag worden aangenomen graag verzekeringen afsluit, moeite zou hebben gehad met [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] en/of [eiser sub 4] of en/de VvE als nieuwe verzekerden. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat ASR de Verzekering niet zou hebben voortgezet (als dat verzekeringstechnisch zou hebben gekund) of een nieuwe opstalverzekering op naam van de VvE zou hebben geweigerd.
4.2.12.Het feit dat SAA Verzekeringen [eiseres sub 2] op 10 oktober 2019 een aanvraagformulier voor een opstalverzekering bij Reaal heeft toegestuurd, leidt niet tot een ander oordeel. De koopovereenkomst betreffende de [adres] bevat een garantie waarin is bepaald dat het pand via een opstalverzekering tegen brandschade op uitgebreide dekking is verzekering
bij ASR. Uit de inhoud van de contacten met SAA Verzekeringen blijkt verder dat het de bedoeling van mevrouw [D] en later ook van [eiseres sub 2] was, dat de bestaande Verzekering bij ASR – waarvan de premie immers al vooruit was betaald – zou worden voorgezet / overgenomen door de VvE en zij er steeds vanuit zijn gegaan dat dat ook kon. Anders dan ASR doet voorkomen, is het dus niet zo dat [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] , [eiser sub 4] en/of de VvE de bedoeling hebben gehad een nieuwe opstalverzekering (op naam de VvE) af te sluiten bij Reaal. Ter zitting heeft [eiseres sub 2] toegelicht dat zij na het telefonisch contact met SAA Verzekeringen op 10 oktober 2019 nog steeds in de veronderstelling was dat bij ASR een nieuwe aanvraag voor de opstalverzekering zou worden gedaan. SAA Verzekeringen heeft in dat telefonische contact ook niet aangegeven dat de verzekering niet bij ASR zou kunnen worden voortgezet. [eiseres sub 2] was dan ook verbaasd toen zij later die dag een aanvraagformulier voor een opstalverzekering bij Reaal ontving. Het feit dat het niet mogelijk was om de bestaande opstalverzekering voort te zetten op naam van de VvE en er dus een nieuwe opstalverzekering voor het pand op naam van de VvE zou moet worden afgesloten, waarvoor kennelijk ook andere verzekeraars in aanmerking kwamen, is echter een kwestie van verzekeringstechniek waarvan [eiseres sub 2] – als leek op het gebied van verzekeringen – vanzelfsprekend niet op de hoogte was. Bovendien hield deze verzekeringstechnische complicatie enkel verband met het feit dat ASR (of haar gevolmachtigde) door eigen toedoen destijds een type opstalverzekering (namelijk een particuliere woonhuisverzekering) voor het pand heeft afgesloten (of in stand gelaten) dat daar volgens ASR niet geschikt voor was, en daarom nu niet eenvoudig kon worden voortgezet.
4.2.13.Al met al concludeert de rechtbank dat de verzekeringstechnische reden die nu door ASR naar voren wordt gebracht als reden waarom zij de Verzekering na de overdracht van het appartement aan de [adres] niet met (i) [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] en (ii) [eiser sub 4] en/of de VvE zou hebben voortgezet, feitelijk het gevolg is van een eerdere vergissing van ASR zelf (of haar gemachtigde) die zij nu wenst recht te zetten. Het feit dat de Verzekering om verzekeringstechnische reden niet kan worden overgezet op naam van [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] en [eiser sub 4] en/of de VvE, staat daarmee volledig los van de overdracht van het verzekerde belang en de verwezenlijking van het verzekerde risico. In de gegeven omstandigheden – waarin er door de overdracht geen enkele verzwaring in het verzekerde risico is geweest en de premie bovendien reeds was betaald – is het beroep van ASR op artikel 14.1 van de Bijzondere Voorwaarden (dan wel artikel 7:948 lid 2 BW) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dan ook onaanvaardbaar.
4.2.14.De rechtbank ziet niet in welk belang van ASR thans met de veroordeling tot het verlenen van dekking geschaad zou zijn, anders dan het reguliere financiële risico dat zij als verzekeraar loopt. Daar staat tegenover dat wanneer de vorderingen van de VVE zouden worden afgewezen, (i) [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] en (ii) [eiser sub 4] als particuliere huizenbezitters met hun schade blijven zitten hetgeen – zoals zij ter zitting nader toegelicht – voor hen serieuze financiële consequenties zou hebben.
Dekking conform de polisvoorwaarden
4.2.15.De VVE heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van de werkelijke kosten van het herstel van de door de brand geleden schade. ASR stelt zich op het standpunt dat slechts dekking kan worden verleend conform hetgeen daarover in de polisvoorwaarden is bepaald.
4.2.16.De rechtbank is van oordeel dat door ASR dekking moet worden verleend conform hetgeen daarover in de polisvoorwaarden – en in artikel 8 van de Algemene Voorwaarden in het bijzonder – is bepaald. Het uitgangspunt is derhalve dat de omvang van de schade in overleg met de verzekerde óf door een door ASR benoemde deskundige wordt vastgesteld. Bij een opstalverzekering heeft de verzekerde daarnaast ook zelf de mogelijkheid om een deskundige te laten benoemen om de schade te laten vaststellen.
4.2.17.Als gevolg van het feit dat ASR aanvankelijk dekking heeft geweigerd heeft de VVE destijds (noodgedwongen) zelf een schade-expert ingeschakeld. ASR heeft daarbij geen gebruik gemaakt van de door de VVE bij brief van 19 november 2019 (productie 14 bij dagvaarding) expliciet geboden mogelijkheid om de schade zelf vast te stellen en samen met de door de VVE ingeschakelde expert tot een taxatie te komen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de VVE toegelicht dat inmiddels met de geplande verbouwing en herstel van de schade is begonnen als gevolg waarvan een beoordeling van de door de brand geleden schade door een door ASR benoemde deskundige niet goed meer mogelijk is.
4.2.18.Op grond van het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat ASR conform de door haar gehanteerde polisvoorwaarden in overleg met de VVE over zal gaan tot vaststelling van de schade en daarbij de bevindingen van de door de VVE ingeschakelde deskundige tot uitgangspunt zal nemen.