In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Utrecht, op 30 mei 2019 een handhavingsverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Dit verzoek betrof het slopen van een dwarsmuur en een steunpilaar in een pand aan de [adres] in [plaats]. Het college heeft dit verzoek op 23 juli 2019 afgewezen. Eiser heeft hierop op 12 augustus 2019 bezwaar gemaakt, maar het college heeft niet tijdig op dit bezwaar beslist. Eiser heeft vervolgens op 3 februari 2020 een ingebrekestelling verstuurd en op 6 februari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing. De rechtbank heeft in een eerdere zaak op 1 mei 2020 bepaald dat het college binnen twee weken een nieuw besluit moest nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 15.000,-. Ondanks deze uitspraak heeft het college geen besluit genomen, wat heeft geleid tot een nieuw beroep van eiser op 26 november 2020. De rechtbank heeft in een uitspraak op 18 maart 2021 opnieuw bepaald dat het college binnen twee weken een nieuw besluit moest nemen, met een verhoogde dwangsom van € 200,- per dag. Eiser heeft nu opnieuw beroep ingesteld, omdat het college wederom niet heeft beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat het college nog steeds geen besluit heeft genomen. De rechtbank heeft het college opgedragen om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 300,- per dag bij overschrijding van de termijn, tot een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 374,-, en het college moet ook het griffierecht aan eiser betalen.