ECLI:NL:RBMNE:2021:6366

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
21/3726
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Utrecht, op 30 mei 2019 een handhavingsverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Dit verzoek betrof het slopen van een dwarsmuur en een steunpilaar in een pand aan de [adres] in [plaats]. Het college heeft dit verzoek op 23 juli 2019 afgewezen. Eiser heeft hierop op 12 augustus 2019 bezwaar gemaakt, maar het college heeft niet tijdig op dit bezwaar beslist. Eiser heeft vervolgens op 3 februari 2020 een ingebrekestelling verstuurd en op 6 februari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing. De rechtbank heeft in een eerdere zaak op 1 mei 2020 bepaald dat het college binnen twee weken een nieuw besluit moest nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 15.000,-. Ondanks deze uitspraak heeft het college geen besluit genomen, wat heeft geleid tot een nieuw beroep van eiser op 26 november 2020. De rechtbank heeft in een uitspraak op 18 maart 2021 opnieuw bepaald dat het college binnen twee weken een nieuw besluit moest nemen, met een verhoogde dwangsom van € 200,- per dag. Eiser heeft nu opnieuw beroep ingesteld, omdat het college wederom niet heeft beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat het college nog steeds geen besluit heeft genomen. De rechtbank heeft het college opgedragen om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 300,- per dag bij overschrijding van de termijn, tot een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 374,-, en het college moet ook het griffierecht aan eiser betalen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3726

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Op 30 mei 2019, door verweerder ontvangen op 3 juni 2019, heeft eiser een handhavingsverzoek ingediend. Hij heeft het college verzocht om handhavend op te treden tegen het slopen van een dwarsmuur en een steunpilaar in het pand aan de [adres] in [plaats] . Op 23 juli 2019 heeft verweerder dit handhavingsverzoek afgewezen. Vervolgens heeft eiser op 12 augustus 2019 bezwaar ingediend. Omdat verweerder niet binnen de daarvoor gestelde termijn een beslissing op bezwaar heeft genomen heeft eiser op 3 februari 2020 een ingebrekestelling verstuurd aan verweerder.
Op 6 februari 2020 heeft eiser een beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing ingediend. Op 1 mei 2020 heeft de rechtbank in die zaak, met nummer UTR 20/591, uitspraak gedaan en bepaald dat verweerder binnen twee weken een nieuwe beslissing moeten nemen. Als verweerder dit niet doet dan verbeurt hem een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-. Op 26 november 2020 heeft eiser nogmaals een beroep niet tijdig beslissen ingesteld, omdat verweerder nog steeds geen besluit had genomen. Op 18 maart 2021 heeft de rechtbank in die zaak met nummer UTR 20/4345 uitspraak gedaan. In die uitspraak heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een nieuw besluit moet nemen binnen twee weken en als hij dit niet doet, hij een dwangsom verbeurt van € 200,- per dag met een maximum van € 15.000,-.
Eiser stelt nu opnieuw een beroep tegen het niet tijdig beslissen in.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. De rechtbank heeft voor het laatst in de uitspraak van 18 maart 2021 een termijn gesteld met daaraan gekoppeld een dwangsom.
3.
De rechtbank stelt vast dat verweerder nog steeds geen nieuw besluit heeft genomen en dat het beroep is ingediend nadat de dwangsom uit de uitspraak van 18 maart 2021 is volgelopen. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
4. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
6. Omdat dit eisers derde beroep tegen het niet tijdig beslissen is en verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen, vindt de rechtbank dat er een sterkere prikkel nodig is. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder een dwangsom van € 300,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 374.
8. Verweerder moet ook het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 300,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 374,- aan proceskosten. Verweerder moet
dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van M. Bos griffier
.
De beslissing is uitgesproken op 18 oktober 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.