ECLI:NL:RBMNE:2021:636

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
UTR 19/1057, UTR 20/1221
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten inzake handhaving en niet tijdig beslissen door de provincie Utrecht

In deze zaak hebben eisers, Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en Vereniging Leefmilieu, beroep ingesteld tegen besluiten van het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht. De zaak betreft handhaving tegen negen agrarische bedrijven in verschillende gemeenten. De rechtbank heeft op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers UTR 19/1057 en UTR 20/1221. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet tijdig heeft beslist op de bezwaarschriften van eisers. Omdat verweerder inmiddels een besluit heeft genomen, is het procesbelang van eisers komen te vervallen, waardoor de rechtbank de beroepen tegen de eerdere besluiten niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft verweerder tevens veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn gemaakt in deze procedure. De rechtbank heeft geoordeeld dat de brief van 26 mei 2020 van verweerder als een beslissing op de bezwaarschriften moet worden aangemerkt, en dat de procedure over het niet tijdig beslissen daarmee is beëindigd. De rechtbank heeft de verdere behandeling van de inhoudelijke beroepen voortgezet onder zaaknummer UTR 20/1221.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 19/1057 en UTR 20/1221

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2021 in de zaken tussen

Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en

Vereniging Leefmilieu,
beiden gevestigd in Nijmegen, eisers,
(gemachtigde: mr. V. Wösten),
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht, verweerder.

Verder hebben als partij aan het geding deelgenomen:
[agrarisch bedrijf 1] V.O.F., gevestigd in Culemborg en
[agrarisch bedrijf 2] V.O.F., gevestigd in Leersum.

Procesverloop

Eisers hebben verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen negen agrarische bedrijven in Lopik, Langbroek, Culemborg, Leersum, Woudenberg, Bunschoten-Spakenburg, Renswoude en Cothen.
Bij besluit van 20 augustus 2018 heeft verweerder het verzoek ten aanzien van het agrarische bedrijf in Leersum afgewezen.
Bij afzonderlijke besluiten van 6 november 2018 heeft verweerder de verzoeken ten aanzien van de overige acht agrarische bedrijven afgewezen.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 20 augustus 2018 en 6 november 2018.
Bij besluit van 29 januari 2019 heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het besluit van 20 augustus 2018 niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 29 januari 2019 (zaaknummer UTR 19/1057).
Bij besluit van 8 mei 2019 heeft verweerder het besluit van 29 januari 2019 ingetrokken.
Bij brief van 9 oktober 2019 hebben eisers verweerder laten weten dat hij in gebreke is om tijdig op de bezwaarschriften te beslissen.
Bij brief van 3 maart 2020 heeft verweerder eisers laten weten de beslissing op de bezwaarschriften aan te houden.
Op 24 maart 2020 hebben eisers beroep ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen op de bezwaarschriften (zaaknummer UTR 20/1221).
Bij brief van 26 mei 2020 heeft verweerder ten aanzien van de agrarische bedrijven beslist niet direct over te gaan tot handhaving.
Bij brief van 5 juni 2020 hebben eisers betwist dat de brief van 26 mei 2020 een beslissing op de bezwaarschriften is.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Het beroep tegen de besluiten van 29 januari 2019 en 8 mei 2019 (UTR 19/1057)
2. Nadat eisers beroep hebben ingesteld tegen het besluit van 29 januari 2019 over het agrarische bedrijf in Leersum, heeft verweerder dat besluit ingetrokken met het besluit van 8 mei 2019. Verweerder legt daaraan ten grondslag dat het besluit van 29 januari 2019 op een onjuiste grondslag was genomen.
3. De intrekking heeft tot gevolg dat het procesbelang van eisers bij het beroep tegen het besluit van 29 januari 2019 is komen te vervallen. Het beroep tegen het besluit van 29 januari 2019 is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Het beroep tegen het besluit van 29 januari 2019 heeft van rechtswege ook betrekking op het besluit van 8 mei 2019, omdat dat niet tegemoet komt aan de bezwaren van eisers. Uit het oordeel dat de rechtbank hierna geeft over de brief van 26 mei 2020 volgt dat alsnog opnieuw is beslist op het bezwaar tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek over het agrarische bedrijf in Leersum. Dat heeft tot gevolg dat ook het procesbelang van eisers bij het besluit van 8 mei 2019 is komen te vervallen. Het beroep tegen het besluit van 8 mei 2019 is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Omdat verweerder de onrechtmatigheid van het besluit van 29 januari 2019 erkent in het besluit van 8 mei 2019, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eisers voor deze procedure gemaakte proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt voor het indienen van het beroepschrift. Dat punt heeft een waarde van € 534,- met een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 534,-.
6. De rechtbank ziet om dezelfde reden aanleiding te bepalen verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
Het beroep vanwege niet tijdig beslissen (UTR 20/1221)
7. Eisers zijn ten aanzien van de negen bedrijven op goede gronden deze procedure vanwege niet tijdig beslissen gestart. Op het moment waarop zij het beroepschrift indienden was de termijn om op de bezwaarschriften te beslissen verstreken en was ook meer dan twee weken verstreken nadat verweerder in gebreke was gesteld. Deze beroepsprocedure is gericht op het verkrijgen van een beslissing op de bezwaren.
8. Tijdens deze procedure heeft verweerder de brief van 26 mei 2020 aan eisers gestuurd. Partijen verschillen van mening over de vraag of die brief moet worden aangemerkt als beslissing op de bezwaarschriften. De rechtbank oordeelt dat de brief wél als zodanig moet worden aangemerkt. In het besluit is overwogen dat niet tot handhavend optreden wordt overgegaan. Hieruit moet worden afgeleid dat verweerder de primaire besluiten om de handhavingsverzoeken af te wijzen in stand laat. Het besluit bevat vervolgens een motivering die verweerder daaraan ten grondslag legt. Daarmee heeft verweerder de primaire besluiten heroverwogen in de zin van artikel 7:11 van de Awb, en wordt voldaan aan de eisen die artikel 7:12 van de Awb aan een besluit op een bezwaarschrift stelt.
9. Met het besluit van 26 mei 2020 is dus op de bezwaarschriften beslist. Hiermee hebben eisers verkregen wat zij met de procedure vanwege niet tijdig beslissen konden verkrijgen.
10. Eisers hebben de rechtbank niet verzocht om de hoogte van de door het niet tijdig beslissen verbeurde dwangsommen vast te stellen. Op grond van artikel 8:55c van de Awb kan de rechtbank die vaststelling daarom niet in deze procedure betrekken.
11. Het voorgaande heeft tot gevolg dat het procesbelang dat eisers bij deze procedure hadden is komen te vervallen met het besluit van 26 mei 2020. Het beroep vanwege niet tijd beslissen is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
12. Omdat verweerder het besluit van 26 mei 2020 pas heeft genomen nadat eisers beroep hebben ingesteld, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door hen voor deze procedure gemaakte proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt voor het indienen van het beroepschrift. Dat punt heeft een waarde van € 534,- met een wegingsfactor 0,5, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Toegekend wordt € 267,-.
Vervolg van de procedure
13. De rechtbank doet deze uitspraak om het beroep tegen de oude besluiten over het agrarische bedrijf in Leersum te kunnen afdoen, en om de discussie over de aard van het besluit van 26 mei 2020 te kunnen beëindigen.
14. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep van eisers van rechtswege ook betrekking op het besluit van 26 mei 2020, omdat dat niet tegemoet komt aan hun bezwaren. De rechtbank zal de behandeling van dit inhoudelijke beroep over de negen agrarische bedrijven voortzetten onder zaaknummer UTR 20/1221, waarbij zij de inhoud van de brief van 5 juni 2020 aanmerkt als de beroepsgronden tegen het besluit van 26 mei 2020.
15. Voor de voortzetting van het beroep tegen het besluit van 26 mei 2020 wordt niet opnieuw griffierecht geheven. De rechtbank zal bij de behandeling van dat beroep beslissen of het betaalde griffierecht moet worden vergoed.
16. De griffier zal partijen een brief sturen over hoe de procedure wordt voortgezet.

Beslissing

Zaaknummer UTR 19/1057
De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het besluit van 29 januari 2019 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 8 mei 2019 niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 534,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345- aan eiseres te vergoeden.
Zaaknummer UTR 20/1221
De rechtbank:
- verklaart het beroep vanwege niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 267,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.H.L. Debets, griffier. De beslissing is uitgesproken op 19 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.