In deze zaak gaat het om het verzet van de opposant tegen de uitspraak van de rechtbank van 21 juli 2021, waarin zijn beroep tegen een besluit van het UWV niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant heeft in zijn verzet aangevoerd dat hij niet rechtsgeldig was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mevrouw [A], en dat de bekendmaking van het besluit onjuist heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft op 15 oktober 2021 een zitting gehouden, waarbij de opposant zelf niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde wel. Het UWV was afwezig met een bericht van verhindering.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de opposant zijn beroepschrift te laat heeft ingediend en geen geldige reden heeft gegeven voor deze vertraging. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak, waardoor een zitting niet noodzakelijk was. De opposant betwistte de rechtsgeldigheid van de vertegenwoordiging door mevrouw [A] en stelde dat het UWV het besluit niet correct had bekendgemaakt. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de bekendmaking correct heeft plaatsgevonden, aangezien het besluit naar het laatst bekende adres van de opposant is verzonden.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.