ECLI:NL:RBMNE:2021:6358

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
21/1738-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak UWV over bekendmaking en vertegenwoordiging

Deze uitspraak betreft het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin deze zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het beroep tegen een besluit van het UWV. De opposant had in zijn verzetschrift twee belangrijke punten aangevoerd: de rechtsgeldigheid van de vertegenwoordiging door mevrouw [A] en de wijze van bekendmaking van het besluit. De rechtbank heeft op 23 november 2021 geoordeeld dat de eerdere uitspraak van 21 juli 2021 in stand blijft. De rechtbank concludeert dat de bekendmaking van het besluit op het laatst bekende adres van de opposant correct heeft plaatsgevonden, en dat er geen bewijs is geleverd voor de psychische noodsituatie die de opposant aanvoert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant geen adreswijziging heeft doorgegeven aan het UWV en dat de vertegenwoordiging door mevrouw [A] niet rechtsgeldig kan worden betwist. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 1738-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2021 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant,

(gemachtigde: mr. W. Kort),

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) van 14 april 2020.
In de uitspraak van 21 juli 2021 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
De zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2021. Opposant is zelf niet verschenen, maar zijn gemachtigde wel.
Het UWV is niet verschenen met bericht van verhindering.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft zich in de uitspraak van 21 juli 2021 onbevoegd verklaard. De rechtbank was van oordeel dat het UWV al op het bezwaarschrift had beslist en dat het daarom niet mogelijk was om nogmaals een bezwaarschrift in te dienen. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 21 juli 2021 niet juist was.
3. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 21 juli 2021 niet juist. In zijn verzetschrift voert opposant twee punten aan. Opposant betwist de rechtsgeldige vertegenwoordiging door mevrouw [A] en hij betwist de bekendmaking van het besluit.
3.1.
Opposant voert aan dat hij niet rechtsgeldig is vertegenwoordigd door mevrouw [A] . In de stukken van het UWV ontbreekt het bezwaarschrift dat is gericht tegen het besluit van 8 november 2011. Er kan dus niet worden vastgesteld wie er bezwaar heeft ingediend. Opposant betwist dat mevrouw [A] zijn gemachtigde was in die procedure. Er is ook geen machtiging overlegd waaruit blijkt dat mevrouw [A] gemachtigd is om namens opposant een bezwaar in te dienen. Er kan hier niet zomaar van uit worden gedaan. Hierdoor kan ook niet worden vastgesteld dat het besluit op grond van artikel 3:41 Awb bekend is gemaakt.
3.2.
Opposant voert verder aan dat de bekendmaking onjuist heeft plaatsgevonden. Het staat vast dat het UWV het besluit niet aangetekend heeft verzonden. De beslissing op bezwaar is verzonden naar het adres [adres] te [plaats] . Dit is niet het adres van de vermeende gemachtigde. Als opposant wel door mevrouw [A] zou zijn vertegenwoordigd dat zou het besluit immers naar haar moeten worden toegezonden. Dat betekent dus niet dat er een juiste bekendmaking op grond van artikel 3:41 Awb heeft plaatsgevonden. Dat mevrouw [A] in haar brief van 27 november 2012 de beslissing van 1 mei 2012 heeft genoemd betekent niet dat het besluit aan haar is verzonden. De beroepstermijn is dus ook niet op die datum aangevangen en het beroep is tijdig ingediend.
3.3.
Tot slot voert opposant aan dat mocht er sprake zijn van dat opposant op enig moment eerder van het besluit kennis heeft kunnen nemen dan kan hem niet worden tegengeworpen dat hij zelf beroep geen beroep heeft ingesteld dan wel dat hij iemand heeft ingeschakeld dit voor hem te doen. Opposant was hiertoe niet instaat als gevolg van een psychische noodsituatie.
4. De rechtbank is het niet eens met opposant. Opposant voert aan dat hij niet rechtsgeldig is vertegenwoordigd. Opposant heeft geen herinnering van of dat hij iemand heeft gevraagd om zijn belangen te behartigen. Daarnaast weet hij ook niet meer, of hij de sleutel heeft gegeven aan iemand zodat diegene zijn woning kon betreden. De rechtbank volgt zijn betoog niet. Kennelijk heeft mevrouw [A] aanleiding gezien om de belangen van opposant te behartigen door bezwaar te maken. Daarbij is niet van belang of er sprake is van rechtsgeldige vertegenwoordiging. Nu mevrouw ook op grond van zaakwaarneming, de belangen heeft behartigd, die in detentie zat, heeft kunnen waarnemen.
4.1
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake geweest van een correcte bekendmaking op grond van artikel 3:41 van de Awb. Het besluit is toegezonden op het laatst bekende adres van opposant. Op zitting is niet gebleken dat opposant een adreswijziging heeft doorgegeven bij het UWV en hij kan zich dit ook niet herinneren. Het besluit is hierdoor naar het correcte adres verstuurd en is daar ook ontvangen. Dat blijkt uit de mail van mevrouw [A] en het bezwaar dat kennelijk is ingesteld op 27 november 2012.
4.2
De psychische noodsituatie die opposant aanvoert is niet door hem onderbouwd. Mocht daar sprake van zijn geweest dan is het alsnog de verantwoordelijkheid van opposant zelf om iemand in te schakelen die hem kan bijstaan of zijn belangen kan behartigen. Mocht opposant dit niet hebben gedaan dan komt dit voor zijn eigen risico.
5. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van
21 juli 2021 in stand blijft.
6. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 23 november 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.