ECLI:NL:RBMNE:2021:6357

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
21/3978
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door bestuursorgaan met dwangsom en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 november 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 14 juni 2021, maar verweerder heeft niet tijdig beslist op dit bezwaar. Eiser heeft op 7 juli 2021 zijn bezwaarschrift ingediend, waarna verweerder de beslistermijn heeft verlengd. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder uiterlijk op 6 september 2021 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan. Eiser heeft verweerder op 7 september 2021 in gebreke gesteld, waarna er twee weken zijn verstreken zonder dat er een besluit is genomen.

De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, het een dwangsom moet betalen. De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, verschuldigd vanaf 22 september 2021 tot 3 november 2021. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en verweerder veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

Verder heeft de rechtbank bepaald dat verweerder de proceskosten van eiser moet vergoeden, vastgesteld op € 374,-, en het griffierecht moet terugbetalen. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21 / 3978

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te, [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar tegen het besluit van verweerder van 14 juni 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn bezwaarschrift ingediend op 7 juli 2021. Verweerder moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn is verstreken
.Verweerder heeft de beslistermijn met toepassing van artikel 7:10 derde van de Awb, verlengd met zes weken. Verweerder had dus uiterlijk op 6 september 2021 moeten beslissen. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 7 september 2021 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken
4. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
5. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c Awb). De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf
22 september 2021 tot 3 november 2021 en bedraagt € 1.442,-.
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 374,-.
9. Verweerder moet ook het griffiegeld aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1442,-;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 374,- aan proceskosten. Verweerder moet dit
bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 24 november 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.