In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 12 november 2021, staat het verzoek van de verzoeker centraal om vergoeding van proceskosten na intrekking van zijn beroep. De verzoeker had in beroep gegaan tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en Hoogheemraadschap Utrecht, dat op 3 mei 2021 was genomen. Na een herbeoordeling van de waarde van zijn woning, die op 18 augustus 2021 door verweerder werd medegedeeld, heeft verzoeker ingestemd met de verlaging van de waarde en zijn beroep ingetrokken. Hij verzocht echter om vergoeding van zijn proceskosten, ondanks dat hij geen advocaat of professionele rechtsbijstand had ingeschakeld.
De rechtbank overweegt dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Aangezien verzoeker geen juridische bijstand had, zijn er geen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Wel heeft verzoeker een nota overgelegd van een taxateur die € 489,50 in rekening bracht voor de taxatie van zijn woning. De rechtbank hanteert echter een richtlijn die een vergoeding van € 53,- per uur met een maximum van 4 uur voor taxaties voorschrijft. Dit resulteert in een vergoeding van € 256,52 voor de taxateur, plus € 10,50 voor uittreksels uit het Kadaster.
De rechtbank beslist dat verweerder verplicht is om de proceskosten van in totaal € 267,02 aan verzoeker te vergoeden. Dit bedrag omvat de kosten voor de taxatie en de uittreksels, en het griffierecht moet ook door verweerder aan verzoeker worden betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing.