ECLI:NL:RBMNE:2021:6351

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
20/3856-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen afwijzing proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure

Deze uitspraak betreft het verzet van de opposant tegen de afwijzing van een verzoek om proceskostenveroordeling door de rechtbank in een bestuursrechtelijke procedure. De opposant had eerder een beroep ingediend tegen het uitblijven van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. Dit beroep werd ingetrokken, maar de opposant verzocht alsnog om een veroordeling in de proceskosten. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 3 juni 2021 het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen, omdat het Wob-verzoek van de opposant betrekking had op stukken die al openbaar waren. De rechtbank oordeelde dat het beroep van de opposant niet ontvankelijk was, omdat er geen besluit was dat niet tijdig was genomen. De opposant ging in verzet tegen deze uitspraak, maar de rechtbank oordeelde dat er geen twijfel bestond over de uitkomst van de zaak en dat er geen zitting nodig was. De rechtbank bevestigde dat de reactie op het Wob-verzoek geen besluit in de zin van de Awb was en dat de ingebrekestelling ongeldig was. Hierdoor kon er geen beroep ingesteld worden voor het uitblijven van een besluit. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en handhaafde de eerdere uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 3856-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2021 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen het uitblijven van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en verzocht om een veroordeling in de proceskosten.
In de uitspraak van 3 juni 2021 heeft de rechtbank het verzoek om een proceskostenveroordeling afgewezen.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
Opposant heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 3 juni 2021 het verzoek om een proceskostenveroordeling afgewezen. Opposant heeft een Wob-verzoek ingediend voor het openbaar maken van een raadsbesluit. Dit besluit was al openbaar en daarom is de Wob niet van toepassing en is er nooit niet tijdig beslist. Dit betekende dat het beroep van opposant nooit ontvankelijk is geweest en daarom zag de rechtbank geen aanleiding om tot een proceskosten veroordeling over te gaan. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 3 juni 2021 niet juist was.
3. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 3 juni 2021 niet juist. De uitspraak waarnaar de rechtbank verwijst ziet niet op dezelfde situatie als in het onderhavige geval speelt. Opposant stelt dat het college heeft nagelaten hem mede te delen dat de stukken openbaar waren. Hierdoor heeft hij een ingebrekestelling verstuurd en is hij in beroep gegaan bij de rechtbank. Daarnaast verzoekt opposant alsnog een vergoeding van de proceskosten.
4. De rechtbank is het niet eens met opposant. Zoals in de uitspraak staat vermeldt is een reactie op een verzoek om stukken openbaar te maken die al openbaarzijn geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Dit komt omdat deze reactie niet is gericht op een rechtsgevolg. Een ingebrekestestelling kan alleen worden ingediend indien er een besluit niet tijdig wordt gegeven. Aangezien de reactie op het verzoek van opposant geen besluit is, is de ingebrekestelling ongeldig. Hierdoor kon er ook geen beroep ingesteld worden voor het uitblijven van een besluit bij de rechtbank. Zoals de rechtbank heeft aangegeven in haar uitspraak van 3 juni 2021 had het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard als opposant het beroep had gehandhaafd. Als dit het geval is dan krijgt opposant geen proceskostenvergoeding.
5. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van
3 juni 2021 in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 19 oktober 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.