ECLI:NL:RBMNE:2021:6350

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
21/3736
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door bestuursorgaan met dwangsom en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft eiser, wonende in Utrecht, beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, omdat er niet tijdig een beslissing is genomen op een bezwaar. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 5 november 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, die is geregistreerd onder zaaknummer UTR 21/3736. Eiser had eerder al bezwaar gemaakt tegen een last onder dwangsom die aan zijn buurman was opgelegd. Na meerdere verlengingen van de begunstigingstermijn heeft eiser op 12 augustus 2020 bezwaar ingediend tegen de verlenging van de last. Vervolgens heeft hij op 10 december 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing, wat op 25 januari 2021 gegrond werd verklaard. De rechtbank legde toen een termijn van twee weken op voor verweerder om een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding, tot een maximum van € 15.000,-.

Eiser heeft in de maanden daarna meerdere keren beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen, maar deze beroepen werden niet-ontvankelijk verklaard omdat de dwangsom nog niet was verbeurd. Op 12 augustus 2021 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld, waar deze uitspraak op betrekking heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen en dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft verweerder een nieuwe beslistermijn van zes weken opgelegd, met een dwangsom van € 200,- per dag bij overschrijding, tot een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 374,-, en verweerder moet ook het griffierecht aan eiser betalen.

De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en heeft de beslissing op 5 november 2021 uitgesproken. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift indienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21 / 3736

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Op 4 december 2019 heeft verweerder aan de buurman van eiser een last onder dwangsom opgelegd. Op 14 mei 2020, 28 juli 2020 en 22 september 2020 is de begunstigingstermijn voor deze last verlengd. Eiser heeft tegen de verlenging van 28 juli 2020 op 12 augustus 2020 bezwaar ingediend. Eiser heeft vervolgens een ingebrekestelling ingediend op
12 november 2020.
Op 10 december 2020 heeft eiser een beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing ingediend. Dit beroep is met zaak nummer UTR 20 / 4535 op 25 januari 2021 gegrond verklaard. De rechtbank heeft toen aan verweerder een termijn van twee weken opgelegd om een besluit te nemen en als hij dit niet doet dan verbeurt hij een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-.
Vervolgens heeft eiser op 8 april 2021 en 21 juni 2021 opnieuw een beroep tegen het niet tijdig beslissen ingediend. Deze beroepen zijn door de rechtbank op 10 juni 2021 en
4 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de dwangsom op de datum van het indienen van beroep nog niet was volgelopen. Eiser heeft op 12 augustus 2021 nogmaals beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. Daar gaat deze uitspraak over.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. De rechtbank heeft voor het laatst in de uitspraak van 25 januari 2021 een termijn gesteld met daaraan gekoppeld een dwangsom.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder nog steeds geen nieuw besluit heeft genomen en dat het beroep is ingediend nadat de dwangsom uit de uitspraak van 25 januari 2021 is volgelopen. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
4. In zijn verweerschrift van 15 oktober 2021 heeft verweerder gevraagd om een langere termijn. Verweerder geeft aan dat hij drie maanden nodig denkt te hebben om op het onderhavige bezwaarschrift en ook op de andere bezwaarschriften een besluit te nemen.
5. De rechtbank ziet hier geen reden voor. Verweerder onderbouwt niet in zijn verweerschrift waarom hij denkt nog drie maanden nodig te hebben. Om zowel recht te doen aan het belang van eiser bij een duidelijke beslistermijn, als het belang van verweerder om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, zal de rechtbank een uiterlijke beslistermijn opleggen van zes weken.
6. Omdat dit eisers tweede beroep tegen het niet tijdig beslissen is en verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen, vindt de rechtbank dat er een sterkere prikkel nodig is. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt
€ 374,-.
8. Verweerder moet ook het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 374,- aan proceskosten. Verweerder moet
dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van M. Bos griffier
.De beslissing is uitgesproken op 5 november 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.