ECLI:NL:RBMNE:2021:6347

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
21/3435
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet volgelopen dwangsom

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van [woonplaats], beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op een handhavingsverzoek. Eiser had op 3 juni 2019 een handhavingsverzoek ingediend tegen illegale werkzaamheden aan een keldermuur. Na afwijzing van dit verzoek op 23 juli 2019, heeft eiser op 12 augustus 2019 bezwaar aangetekend. Verweerder heeft echter niet tijdig op dit bezwaar beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 25 november 2019.

Eiser heeft vervolgens op 4 februari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, wat door de rechtbank op 9 september 2020 gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft verweerder opgedragen binnen zes weken opnieuw te beslissen. Eiser heeft op 31 maart 2021 een opvolgend beroep ingesteld, dat op 10 juni 2021 wederom gegrond werd verklaard, met de opdracht aan verweerder om binnen twee weken te beslissen. Eiser stelt nu beroep in omdat verweerder opnieuw niet heeft beslist.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de dwangsom uit de eerdere uitspraak van 10 juni 2021 nog niet was volgelopen op het moment van indienen van het huidige beroep. De rechtbank verwijst naar de beleidslijn van het Landelijk Overleg Vakinhoud Bestuursrecht, die stelt dat een opvolgend beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard als het is ingesteld voordat de maximale dwangsom is volgelopen. De rechtbank benadrukt dat dit is om te voorkomen dat de rechter zich tweemaal over hetzelfde geschil uitspreekt. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21 / 3435

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Op 3 juni 2019 heeft eiser een handhavingsverzoek ingediend tegen het illegaal uithakken van de keldermuur op het adres [adres] te [plaats] . Verweerder heeft op
23 juli 2019 dit handhavingsverzoek afgewezen. Eiser heeft op 12 augustus 2019 een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft hier niet op tijd op beslist en dus heeft eiser op
25 november 2019 een ingebrekestelling verstuurd.
Vervolgens heeft eiser op 4 februari 2020 een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingediend. De rechtbank heeft dit beroep met zaaknummer UTR 20 / 1050 op
9 september 2020 gegrond verklaard. In die uitspraak staat dat verweerder binnen zes weken opnieuw moet beslissen op het bezwaar van eiser. Vervolgens heeft eiser op 31 maart 2021 een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen ingediend. De rechtbank heeft tevens dit beroep met zaaknummer UTR 21 / 1569 op 10 juni 2021 gegrond verklaard. In die uitspraak staat dat verweerder binnen twee weken opnieuw moet beslissen op het bezwaar van eiser.
Eiser stelt nu beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Op 9 september 2020 heeft de rechtbank in die zaak met nummer UTR 20 / 1050 uitspraak gedaan en bepaald dat verweerder binnen zes weken een nieuwe beslissing moeten nemen. Als verweerder dit niet doet dan verbeurt hem een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-. Vervolgens heeft eiser op 31 maart 2021 nogmaals beroep ingesteld en dit is door de rechtbank op 10 juni 2021 gegrond verklaard. In die uitspraak met zaaknummer UTR 21 / 1569 heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een besluit moest nemen binnen twee weken en als hij dit niet doet hem een dwangsom verbeurt van € 200,- per dag met een maximum van
€ 15.000,-.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen nieuw besluit heeft genomen. Echter de dwangsom uit de uitspraak van 10 juni 2021 was op het moment van indienen van het beroep nog niet volgelopen. De dwangsom liep tot 7 september 2021 en de rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 12 augustus 2021.
4. De rechtbank overweegt dat volgens de beleidslijn van 25 maart 2020 van het Landelijk Overleg Vakinhoud Bestuursrecht een opvolgend beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk wordt verklaard als het is ingesteld voordat de maximale dwangsom is volgelopen. Dit om te voorkomen dat de rechter in strijd komt met het algemeen rechtsbeginsel dat de rechter zich tweemaal over hetzelfde geschil uitspreekt. Daarbij is van belang dat de bestuursrechter kijkt of de dwangsom is volgelopen op het moment van indienen het beroep en niet op het moment van doen van de uitspraak. Omdat de dwangsom nog niet was volgelopen op het moment van het indienen van het onderhavige beroep zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
5. Ter voorlichting aan partijen overweegt de rechtbank nog het volgende. In een uitspraak van 10 juni 2021, met zaaknummer UTR 21 / 1570, heeft de rechtbank een opvolgend beroep niet tijdig beslissen, dat was ingediend vóór het vollopen van de dwangsom, per abuis wel gegrond verklaard. Dit verplicht de rechtbank echter niet om in andere zaken dit ook te doen.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 18 oktober 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.