Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
Procesverloop
18 december 2020.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 13 oktober 2021, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen behandeld. Eiser had zijn beroepschrift te laat ingediend, namelijk op 17 maart 2021, terwijl de termijn voor indiening op 29 januari 2021 was verstreken. De rechtbank oordeelt dat er geen geldige redenen zijn voor de termijnoverschrijding, ondanks de medische situatie van eiser en het gebrek aan juridische kennis. Eiser had geen gemachtigde en was niet op de hoogte van de termijn voor het indienen van beroep, maar de rechtbank concludeert dat hij redelijkerwijs op de hoogte had moeten zijn van deze termijn. De rechtbank wijst erop dat eiser, indien hij slechts één pagina van het besluit had ontvangen, had moeten navragen bij de verweerder om het volledige besluit te verkrijgen. De psychische gesteldheid van eiser wordt niet als verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding geaccepteerd. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.