ECLI:NL:RBMNE:2021:6344

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
21/1239
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening en gebrek aan juridische kennis

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 13 oktober 2021, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen behandeld. Eiser had zijn beroepschrift te laat ingediend, namelijk op 17 maart 2021, terwijl de termijn voor indiening op 29 januari 2021 was verstreken. De rechtbank oordeelt dat er geen geldige redenen zijn voor de termijnoverschrijding, ondanks de medische situatie van eiser en het gebrek aan juridische kennis. Eiser had geen gemachtigde en was niet op de hoogte van de termijn voor het indienen van beroep, maar de rechtbank concludeert dat hij redelijkerwijs op de hoogte had moeten zijn van deze termijn. De rechtbank wijst erop dat eiser, indien hij slechts één pagina van het besluit had ontvangen, had moeten navragen bij de verweerder om het volledige besluit te verkrijgen. De psychische gesteldheid van eiser wordt niet als verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding geaccepteerd. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21 / 1239

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. C.C. Sneper),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
18 december 2020.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 18 december 2020. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 29 januari 2021 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 17 maart 2021. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft aan eiser gevraagd waarom hij zijn beroepschrift te laat heeft ingediend. Eiser heeft daarover het volgende aangevoerd. Eiser heeft last van stemmingsklachten en klachten van posttraumatische aard. Hij heeft geen juridische kennis en zijn gezondheidssituatie laat te wensen over. Eiser kan door zijn medische diagnose situaties moeilijk verzien en weet niet goed welke rechtsgevolgen bijvoorbeeld het besluit van het UWV voor hem hadden. Eiser wijst er verder op dat de rechtsmiddelenclausule ontbrak, omdat hij slechts de eerste pagina van de beslissing op bezwaar heeft ontvangen. Dat leidt in beginsel tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, tenzij er redelijkerwijs vanuit moet worden gegaan dat de belanghebbende wist dat hij binnen een bepaalde termijn beroep moest instellen. Eiser werd niet bijgestaan door een professioneel rechtsbijstandverlener. Aanvullend heeft eiser aangevoerd dat hij bekend is geworden met de termijn voor beroep nadat hij een gesprek had met zijn gemachtigde in de beroepszaak op 15 maart 2021.
5. De rechtbank is van oordeel dat er redelijkerwijs van uit moet worden gegaan dat eiser op de hoogte was van de beroepstermijn. Als eiser namelijk inderdaad maar één pagina van het besluit had ontvangen, zou hem meteen duidelijk moeten zijn geweest dat het besluit onvolledig is: de tekst van pagina 1 houdt namelijk vrij abrupt op en is niet ondertekend. Het ligt dan voor de hand om navraag te doen bij verweerder en zo in het bezit te komen van het volledige besluit met rechtsmiddelenclausule. Wanneer eiser dit niet heeft gedaan, komt dat naar het oordeel van de rechtbank voor zijn eigen risico. Gelet hierop neemt de rechtbank aan dat eiser wist, of had kunnen weten, dat hij binnen zes weken beroep moest instellen.
De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] waar eiser nog naar heeft verwezen ziet niet op dezelfde situatie als hier aan de orde is. In die uitspraak ging het om de verzenddatum van een besluit dat niet door verweerder aannemelijk is gemaakt. In het onderhavige geval gaat het om de vraag of een volledig besluit met een rechtsmiddelclausule aan eiser is gestuurd, waardoor hij op de hoogte had moeten zijn van de beroepstermijn.
6. De psychische gesteldheid van eiser is evenmin reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Van eiser mocht verwacht worden dat hij bijstand van anderen vraagt op de gebieden waarop hij niet zelfredzaam is. Hierbij merkt de rechtbank op dat, voor zover eiser alleen over pagina 1 van het besluit beschikte, ook een niet professioneel rechtsbijstandsverlener kon constateren dat het besluit onvolledig was en het volledige besluit had kunnen opvragen.
7. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. De beslissing is uitgesproken op 13 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.ECLI:RVS:2010:BK9906