ECLI:NL:RBMNE:2021:6340

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
21/3646
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door bestuursorgaan met dwangsom en proceskostenvergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 7 oktober 2021, is het beroep van eiseres gegrond verklaard omdat de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag. Eiseres had haar aanvraag op 17 augustus 2021 ingediend, maar er was geen termijn vastgesteld voor de beslissing. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt in dergelijke gevallen een beslistermijn van acht weken, wat betekent dat verweerder uiterlijk op 12 oktober 2021 had moeten beslissen. Eiseres heeft verweerder op 24 juni 2021 in gebreke gesteld, maar verweerder ontkende de ontvangst van deze ingebrekestelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling wel degelijk was verzonden en ontvangen, waardoor verweerder in gebreke is gebleven.

De rechtbank heeft vervolgens de hoogte van de verschuldigde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, die is opgebouwd uit een bedrag van € 23,- per dag voor de eerste veertien dagen, € 35,- voor de daaropvolgende veertien dagen, en € 45,- voor de resterende dagen. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van € 374,- aan proceskosten aan eiseres, omdat zij een professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld. De rechtbank heeft ook bepaald dat het griffierecht door verweerder aan eiseres moet worden vergoed.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheden voor betrokkenen om in beroep te gaan wanneer deze termijnen niet worden nageleefd. De rechtbank heeft de beslissing openbaar gemaakt en partijen geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3646

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Heijnen)
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘in gebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 17 augustus 2021. In de wet is geen termijn opgenomen waarbinnen verweerder op deze aanvraag moet beslissen. In zo’n geval geldt een beslistermijn van acht weken. Dit staat in de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb. Verweerder had dus uiterlijk op 12 oktober 2020 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen verweerder moet beslissen voorbij is.
4. Eiseres stelt dat zij verweerder op 24 juni 2021 in gebreke heeft gesteld. In zijn verweerschrift van 6 september 2021 geeft verweerder aan dat hij de ingebrekestelling van 24 juni 2021 nooit heeft ontvangen. Op 23 september 2021 heeft de rechtbank aan eiseres verzocht om aannemelijk te maken dat zij de ingebrekestelling heeft verzonden. Eiseres heeft op 24 september 2021 Track & Trace-informatie overgelegd waaruit volgt dat op 24 juni 2021 een aangetekende brief aan verweerder is gestuurd en dat deze brief door verweerder is ontvangen op 25 juni 2021. De rechtbank vindt het voldoende aannemelijk dat dit de ingebrekestelling is. Er moet dus vanuit worden gegaan dat eiseres verweerder op 24 juni 2021 in gebreke heeft gesteld. Sindsdien zijn twee weken verstreken. Verweerder is in gebreke.
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
6. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c Awb). De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 9 juli 2021 tot 20 augustus 2021 en bedraagt € 1.442,-.
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb). Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Toegekend wordt € 374,-. (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 374,- aan proceskosten. Verweerder moet
dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van M. Bos griffier
.De beslissing is uitgesproken op 7 oktober 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.