In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 7 oktober 2021, is het beroep van eiseres gegrond verklaard omdat de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag. Eiseres had haar aanvraag op 17 augustus 2021 ingediend, maar er was geen termijn vastgesteld voor de beslissing. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt in dergelijke gevallen een beslistermijn van acht weken, wat betekent dat verweerder uiterlijk op 12 oktober 2021 had moeten beslissen. Eiseres heeft verweerder op 24 juni 2021 in gebreke gesteld, maar verweerder ontkende de ontvangst van deze ingebrekestelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling wel degelijk was verzonden en ontvangen, waardoor verweerder in gebreke is gebleven.
De rechtbank heeft vervolgens de hoogte van de verschuldigde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, die is opgebouwd uit een bedrag van € 23,- per dag voor de eerste veertien dagen, € 35,- voor de daaropvolgende veertien dagen, en € 45,- voor de resterende dagen. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van € 374,- aan proceskosten aan eiseres, omdat zij een professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld. De rechtbank heeft ook bepaald dat het griffierecht door verweerder aan eiseres moet worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheden voor betrokkenen om in beroep te gaan wanneer deze termijnen niet worden nageleefd. De rechtbank heeft de beslissing openbaar gemaakt en partijen geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.