In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.W. Vugts, beroep ingesteld tegen de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en Hoogheemraadschap Utrecht. Verzoekster was van mening dat verweerder niet tijdig een besluit op haar bezwaar had genomen. Op 1 augustus 2021 heeft verweerder echter een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken. Verzoekster verzoekt nu om vergoeding van haar proceskosten, aangezien verweerder niet heeft gereageerd op dit verzoek.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In de brief van 29 juli 2021 heeft verweerder aan de rechtbank laten weten dat hij een besluit heeft genomen op het bezwaarschrift van verzoekster, waarmee hij volledig aan haar tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft verweerder daarom veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 374,-. Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor van 0.5, omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging. Daarnaast moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- terugbetalen, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid van de Awb.
De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Verweerder is veroordeeld tot betaling van € 374,- aan proceskosten aan verzoekster.