ECLI:NL:RBMNE:2021:6339

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
21/2953
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep wegens niet tijdig beslissen door bestuursorgaan

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.W. Vugts, beroep ingesteld tegen de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en Hoogheemraadschap Utrecht. Verzoekster was van mening dat verweerder niet tijdig een besluit op haar bezwaar had genomen. Op 1 augustus 2021 heeft verweerder echter een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken. Verzoekster verzoekt nu om vergoeding van haar proceskosten, aangezien verweerder niet heeft gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

In de brief van 29 juli 2021 heeft verweerder aan de rechtbank laten weten dat hij een besluit heeft genomen op het bezwaarschrift van verzoekster, waarmee hij volledig aan haar tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft verweerder daarom veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 374,-. Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor van 0.5, omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging. Daarnaast moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- terugbetalen, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid van de Awb.

De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Verweerder is veroordeeld tot betaling van € 374,- aan proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21 / 2953

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.W. Vugts),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en Hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingediend, omdat zij vond dat verweerder niet op tijd een besluit op haar bezwaar had genomen. Op 1 augustus 2021 heeft verweerder een besluit op bezwaar genomen.
Verzoekster heeft haar beroep vervolgens ingetrokken en verzoekt nu om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift (dus van verzoekster) moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. In de brief van 29 juli 2021, die door de rechtbank is ontvangen op 2 augustus 2021, heeft verweerder aan de rechtbank laten weten dat hij een besluit heeft genomen op het bezwaarschrift van verzoekster. Hiermee is verweerder volledig aan verzoekster tegemoet gekomen. De rechtbank zal verweerder daarom veroordelen in de proceskosten van verzoekster. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster vast op € 374,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 0.5). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5).
4. Verweerder moet uit eigen beweging ook het door verzoekster betaalde griffierecht van
€ 49,- aan hem terugbetalen. Dat volgt uit artikel 8:41, zevende lid van de Awb. Verzoekster zal hierover dus verweerder moeten benaderen.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 374,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 7 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.