In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 december 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling van het slachtoffer op 13 januari 2019 te Zeist. De officier van justitie eiste een veroordeling op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen die de betrokkenheid van de verdachte bij de mishandeling zouden aantonen. De verdediging betwistte echter de bewijsvoering en pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de fatale klap had uitgedeeld.
De rechtbank heeft de camerabeelden en de verklaringen van de getuigen zorgvuldig beoordeeld. Hoewel het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel had opgelopen, concludeerde de rechtbank dat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte verantwoordelijk was voor dit letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat de bewijsvoering niet overtuigend genoeg was.
Daarnaast was er een benadeelde partij die een schadevergoeding vorderde, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. De rechtbank oordeelde dat de kosten van de benadeelde partij voor rekening van de benadeelde partij zelf komen, aangezien er geen bewijs was dat de verdachte de schade had veroorzaakt.