ECLI:NL:RBMNE:2021:6323
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij aanvraag bijstandsuitkering wegens gebrek aan spoedeisend belang en evident onrechtmatig besluit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 21 december 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een bijstandsuitkering had aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht had deze aanvraag op 11 november 2021 afgewezen. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting, die via Skype plaatsvond, was verzoeker aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. Hoewel verzoeker financiële problemen had, waren deze niet acuut genoeg om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter benadrukte dat bij financiële geschillen niet snel sprake is van spoedeisend belang, omdat na afloop van de bodemprocedure het bedrag alsnog kan worden terugbetaald. Verzoeker had weliswaar een huurachterstand en andere financiële verplichtingen, maar de rechter concludeerde dat er geen onomkeerbare situatie dreigde.
Daarnaast oordeelde de voorzieningenrechter dat het besluit van de verweerder niet evident onrechtmatig was. Verzoeker had geweigerd mee te werken aan een huisbezoek, wat noodzakelijk was voor de beoordeling van zijn aanvraag. Hierdoor kon de gemeente niet vaststellen of verzoeker daadwerkelijk recht had op bijstand. De voorzieningenrechter concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door de gemeente gerechtvaardigd was, omdat verzoeker niet had aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor bijstandsverlening voldeed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.