ECLI:NL:RBMNE:2021:6297

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
UTR 21/2889
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen besluit UWV

In deze zaak heeft verzoeker bezwaar ingediend tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 11 januari 2021. Na een besluit op bezwaar van 28 mei 2021, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, is verzoeker in beroep gegaan bij de rechtbank. Op 18 oktober 2021 heeft het UWV een nieuw besluit genomen, waarbij het eerdere besluit is gewijzigd. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek om proceskostenvergoeding te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoeven te worden uitgenodigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat de verweerder de proceskosten van de indiener moet betalen. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het UWV met de nieuwe beslissing op bezwaar van 18 oktober 2021 geheel tegemoet is gekomen aan de beroepsgronden van verzoeker. Daarom is de rechtbank overgegaan tot veroordeling van het UWV in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 748,-. Dit bedrag moet door het UWV aan verzoeker worden betaald. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed en is openbaar gemaakt op 24 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2889

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [vestigingsplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M. Rekelhof),

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar ingediend tegen verweerders besluit van 11 januari 2021. Verweerder heeft op 28 mei 2021 een besluit op dit bezwaar genomen en beslist dat het bezwaar ongegrond is. Verzoeker is hiertegen bij de rechtbank in beroep gegaan.
Op 18 oktober 2021 heeft verweerder een nieuw besluit genomen waarin hij het besluit van 11 januari 2021 heeft gewijzigd. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten. Verweerder heeft op 15 november 2021 gereageerd op dit verzoek. In zijn reactie van 15 november 2021 heeft verweerder medegedeeld dat eiser geen proceskostenformulier heeft ingevuld, waardoor er geen andere kosten zijn dan het reeds voldane griffierecht.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Dat verzoeker geen proceskostenformulier heeft ingevuld doet hier niet aan af. Het invullen van zo’n formulier is geen voorwaarde om in aanmerking te komen voor een proceskostenvergoeding.
3. Met de nieuwe beslissing op bezwaar van 18 oktober 2021 is verweerder geheel tegemoet gekomen aan de beroepsgronden van verzoeker. De rechtbank zal verweerder daarom veroordelen in de proceskosten van verzoeker. Met de nieuwe beslissing op bezwaar van 18 oktober 2021 heeft verweerder al een vergoeding voor de kosten in bezwaar toegekend. De rechtbank stelt de vergoeding van de proceskosten in beroep vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 748,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van E. Mulder, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 24 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.