ECLI:NL:RBMNE:2021:6294

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
UTR 21/3561
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake heffingsbesluit

Op 27 december 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente Almere. Eiseres had beroep aangetekend tegen het besluit van verweerder van 12 augustus 2021, waarin het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat het bezwaarschrift te laat was ingediend, aangezien het besluit op 28 februari 2021 bekend was gemaakt en het bezwaarschrift pas op 7 juli 2021 door verweerder was ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was, omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank heeft verder benadrukt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift een fatale termijn van openbare orde is, wat betekent dat deze niet kan worden verlengd zonder geldige redenen. Aangezien eiseres geen geldige redenen had aangevoerd, heeft de rechtbank het beroep kennelijk ongegrond verklaard en eiseres in het ongelijk gesteld. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3561

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 12 augustus 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Verweerder heeft in het besluit van 12 augustus 2021 het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet aan de wettelijke vereisten voldoet.
3. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit is bekend gemaakt [1] en moet voldoen aan de eisen genoemd in artikel 6:5 van de Awb. In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. Het bezwaarschrift kan niet-ontvankelijk worden verklaard als niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een haar daartoe gestelde termijn. [2]
4. In dit geval is het besluit van verweerder bekend gemaakt op 28 februari 2021. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 11 april 2021 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 7 juli 2021. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders, als er een geldige reden is waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
5. Eiseres schrijft dat ze het bezwaarschrift te laat heeft ingediend, omdat ze initieel nooit bezwaar heeft gemaakt. Eiseres heeft slechts aanwijzingen gegeven, waarbij ze vermeldde dat ze als persoon van vlees en bloed niet langer onder het bestuursrecht valt. Haar juridische status is namelijk gewijzigd na 28 februari 2021.
6. Voor zover eiseres hiermee heeft willen betogen dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding volgt de rechtbank dit niet. De bestuursrechtelijke bevoegdheden waar de heffings- en invorderingsambtenaar over beschikt zijn namelijk gebaseerd op publiekrechtelijke regels. Dit betekent dat hier sprake is van bestuursrecht. De stelling van eiseres dat zij niet onder het bestuursrecht valt is daarom juridisch onjuist. Verder overweegt de rechtbank dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift een fatale termijn van openbare orde is. Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en dat het bezwaar zonder verschoonbare omstandigheden, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
7. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond.
8. Eiseres krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 27 december 2021 gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van E. Mulder, griffier. De beslissing zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb.
2.Artikel 6:6 van de Awb.