ECLI:NL:RBMNE:2021:6290

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
UTR 21/3809
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woningurgentie wegens onvoldoende reactie op woningaanbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande moeder, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor woningurgentie, die door verweerder was afgewezen op 19 mei 2021. Dit besluit werd in een bestreden besluit op 3 augustus 2021 gehandhaafd, waarna eiseres beroep instelde. De rechtbank heeft de zaak op 2 december 2021 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder door zijn gemachtigde.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldeed aan de randvoorwaarden van de Huisvestingsverordening Gooi- en Vechtstreek 2019, specifiek artikel 3.2, tweede en vierde lid. Verweerder had geconcludeerd dat eiseres onvoldoende had gereageerd op het woningaanbod in de regio, wat een voorwaarde is voor het verkrijgen van woningurgentie. Eiseres had in de periode van maart 2020 tot juni 2021 slechts 121 keer gereageerd op woningaanbiedingen, wat minder was dan de vereiste 12 reacties per maand. De rechtbank vond deze eis niet onredelijk, gezien de penibele woonsituatie van eiseres.

De rechtbank concludeerde dat eiseres onvoldoende had gereageerd op het beschikbare woningaanbod en dat haar voorkeur voor woningen in Huizen haar mogelijkheden had beperkt. De rechtbank had begrip voor de moeilijke situatie van eiseres, maar oordeelde dat de randvoorwaarden terecht waren toegepast. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3809

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.M. van Rooij-Houweling),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, verweerder

(gemachtigde: R. de Vries).

Procesverloop

In het besluit van 19 mei 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om woningurgentie afgewezen.
In het besluit van 3 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 december 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In september 2020 is de relatie van eiseres definitief beëindigd. Hierdoor kon zij niet langer in de woning verblijven die in eigendom is van haar ex-partner. Eiseres en haar minderjarige (twee jaar) dochter wonen, op het moment van het bestreden besluit, bij de broer van eiseres. Inmiddels heeft eiseres geen vaste woon- en/of verblijfplaats. Eiseres zegt dat zij elke paar dagen ergens anders logeert of in een hotel verblijft.
De randvoorwaarden
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet wordt voldaan aan de randvoorwaarden van artikel 3.2, tweede en vierde lid, van de Huisvestingsverordening Gooi- en Vechtstreek 2019 (Huisvestingsverordening). Het is de voorwaarde dat de betrokkene vanaf het moment dat zij het woonprobleem kon zien aankomen, naar het oordeel van verweerder in voldoende mate heeft gereageerd op alle bij het huishouden passende woonaanbiedingen in alle gemeenten in de regio Gooi- en Vechtstreek. Omdat er volgens verweerder niet wordt voldaan aan de randvoorwaarden, hoeft verweerder niet te kijken of eiseres voldoet aan de criteria voor urgentie uit artikel 3.3 van de Huisvestingsverordening.
3. Dat eiseres (deels) niet voldoet aan de voorwaarde dat zij de woning waarin zij samenwoonde niet heeft geclaimd, wordt haar niet langer tegengeworpen. De rechtbank toetst derhalve of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat zij onvoldoende op beschikbaar woningaanbod heeft gereageerd.
Reageert eiseres voldoende op het woningaanbod?
4. Verweerder verwacht dat eiseres 12 maal per maand op het woningaanbod reageert. Dit acht de rechtbank geen onredelijk eis gezien de gestelde penibele woonsituatie van eiseres en het doel van de voorwaarde, namelijk om invulling te geven aan de eigen verantwoordelijkheid van de betrokkene.
5. Vaststaat dat eiseres over de periode maart 2020 (moment inschrijving) tot en met juni 2021, 121 keer had gereageerd, zijnde (minder dan) acht maal per maand. Over de maand juli 2021 (tot aan het bestreden besluit op 3 augustus 2021) heeft eiseres nog meer dan 12 keer gereageerd. Het gemiddeld aantal reacties stijgt daarmee niet noemenswaardig. Dat ze niet meer dan 8 keer kon reageren is niet aannemelijk, mede erop gelet dat ze over latere maanden tot meer dan 20 maal heeft gereageerd. Ook heeft verweerder bij woningbouwvereniging Alliantie navraag gedaan of er voldoende passend woningaanbod is voor eiseres om op te kunnen reageren. Hierop is aangegeven dat dit het geval is en niet gebleken is dat dit onjuist is.
6. Ook blijkt uit de overgelegde stukken dat eiseres met name op woningen in Huizen heeft gereageerd. Zij stelt ook een voorkeur te hebben voor deze plaats omdat hier familie woont en vrienden. Zij stelt verder dat zij dit mag doen omdat bij gelijke geschiktheid met woningen elders, zij voor Huizen mag kiezen. Echter, naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat zij met deze keuze, onvoldoende heeft gereageerd op (kleinere) woningen buiten Huizen en zich daarmee te beperkt heeft opgesteld. Dat het aanbod voor eiseres met name woningen in Huizen zou betreffen, is uit de overgelegde stukken niet aannemelijk geworden, mede gelet op de het aantal gemeenten dat is aangesloten bij de Regio Gooi- en Vechtstreek.
7. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat door het te geringe aantal reacties in combinatie met de beperkingen waarvoor eiseres wegens haar voorkeur heeft gekozen, verweerder op goede gronden de conclusie heeft getrokken dat eiseres niet aan de voorwaarde heeft voldaan dat zij voldoende op het beschikbare woningaanbod in de hele regio Gooi- en Vechtstreek heeft gereageerd in de periode dat zijn als woningzoekende stond ingeschreven. De rechtbank heeft begrip voor de moeilijke situatie waarin eiseres en haar dochter zich bevinden, maar dat leidt echter niet tot de conclusie dat verweerder de randvoorwaarde niet had mogen toepassen.
Dit is een harde boodschap, maar het is nu eenmaal zo dat de urgentieverlening voor uitzonderingsgevallen geldt op de krappe woningmarkt en dat een actieve en ruimzoekende houding mag worden verwacht van een woningzoekende.
Overige beroepsgrond
8. Omdat verweerder de aanvraag al mocht afwijzen omdat niet aan de randvoorwaarde onder artikel 3.2, tweede lid, van de Huisvestingsverordening is voldaan, zal de rechtbank niet ingaan op de beroepsgrond waarin wordt betoogd dat eiseres wel voldoet aan de voorwaarden in artikel 3.3, aanhef en onder 3, van de Huisvestingsverordening. Hier wordt immers pas aan toegekomen als aan de randvoorwaarden is voldaan, en dat is hier niet het geval.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.