Overwegingen
Wat is de aanleiding voor deze uitspraak?
1. Op 8 oktober 2020 heeft een controle door inspecteurs van Vergunningen, Toezicht en Handhaving van de Gemeente Utrecht plaatsgevonden in het bedrijfspand aan de [adres] in [plaats] (Utrecht). De burgemeester heeft naar aanleiding van die controle het bedrijfspand, in eerste instantie, gesloten voor de duur van 12 maanden. Vervolgens is in het bestreden besluit de sluitingsduur aangepast naar 6 maanden.
Waarom heeft de burgemeester het pand gesloten?
2. De burgemeester heeft het primaire besluit genomen, omdat in het bedrijfspand specifieke goederen zijn aangetroffen die kenmerkend zijn voor de teelt van hennep. Ook heeft de burgemeester goederen aangetroffen die zijn bedoeld voor de grootschalige hennepteelt, waarvan de verkoper weet of ernstige reden moet hebben om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een overtreding van de Opiumwet. De burgemeester maakt daarom gebruik van de bevoegdheid die hij heeft op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a en b, van de Opiumwet om tot sluiting van het pand over te gaan. De burgemeester baseert zich daarbij op een proces-verbaal van 8 september 2020 van een buitengewoon opsporingsambtenaar van gemeente Utrecht. Voor de beslissing op bezwaar heeft de burgemeester tevens gebruikt gemaakt van een aanvullend proces-verbaal van 12 april 2021.
3. Eiser voert aan dat de burgemeester onbevoegd is om tot sluiting van het pand over te gaan op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a en onder b, van de Opiumwet, omdat van een overtreding van het bepaalde in de Opiumwet geen sprake is. De aangetroffen goederen zijn namelijk bestemd om een microgroenten-kwekerij op te richten én er is sprake van hennepkweek voor eigen gebruik wegens medische noodzaak.
Bevoegdheid vanwege de aanwezige hennepplanten (a-grond)
4. Eiser voert aan dat er geen sprake is van een handelshoeveelheid hennep en geen bedrijfsmatige exploitatie van een hennepkwekerij. Eiser erkent dat er hennepplanten in het bedrijfspand aanwezig waren, maar deze hennepplanten gebruikt hij om cannabisolie mee te maken. Eiser leidt aan chronische lymfatische leukemie en gebruikt de cannabisolie als supplement op de hoge doses gegeven pijnmedicatie. Om voorgaande te onderbouwen heeft eiser een verklaring van zijn arts bij het Amsterdam UMC overlegd waarin staat dat de bijwerkingen van de behandeling met Ibrutinib voor eiser dragelijker zijn met het zelfgemaakte medicament. Ook overlegt eiser een verklaring van zijn huisarts en een rapport van een deskundige op het gebied medicinale cannabis.
5. De rechtbank overweegt het volgende. Op grond van 13b, eerste lid onder a Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang als er (voor zover hier relevant) een middel van lijst II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 5 gram softdrugs of meer dan 5 hennepplanten, de drugs of oogst in beginsel bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van de rechthebbende op het pand om het tegendeel aannemelijk te maken. Dit betekent dat, indien het om een geringe overschrijding gaat en de rechthebbende feiten en omstandigheden kan noemen waaruit volgt dat het om een hoeveelheid voor eigen gebruik kan gaan, er toch geen bevoegdheid tot sluiting van het lokaal is. Dit kan doordat de rechthebbende een helder en consistent betoog heeft over het eigen gebruik, dat een geringe overschrijding vanwege dat gebruik aannemelijk maakt, geen andere zaken in het pand zijn aangetroffen die wijzen op drugshandel en niet is gebleken van andere relevante feiten en omstandigheden. De burgemeester zal dan moeten motiveren waarom desondanks de conclusie gerechtvaardigd is dat de aangetroffen hoeveelheid drugs bestemd is voor verkoop, aflevering of verstrekking. De bevoegdheid kan ook ontbreken indien door de rechthebbende op het pand aannemelijk wordt gemaakt dat geen verband bestaat tussen de handelshoeveelheid drugs en het pand waarin ze zijn aangetroffen.
6. De rechtbank overweegt dat eiser helder en consistent heeft uitgelegd dat de aangetroffen hennepplanten en toebehoren voor zijn eigen gebruik zijn. Hij heeft zijn betoog hierover onderbouwd met verklaringen van zijn artsen en een deskundigenrapport en hij heeft een strafvonnis overgelegd waarin hij is ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de desbetreffende hennepkweek waarvoor hij werd vervolgd, voor dit eigen gebruik was. Verder heeft eiser toegelicht dat hij 1 kilo henneptoppen nodig heeft om 100 milliliter cannabisolie te kunnen maken. Eiser heeft toegelicht dat hij (na de eerdere vervolging) probeert met zo weinig mogelijk hennepplanten,(in dit geval 9) de hoeveelheid hennep te realiseren die hij nodig heeft. Dit probeert hij onder meer met optimale verlichting. Hij stelt dat de overige hennepplanten zijn om de genetica in stand te houden. Aangezien eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij wegens zijn klachten 1 a 2 milliliter eigen gemaakte cannabisolie per dag gebruikt, is het ook aannemelijk dat de aangetroffen hennepplanten voor eigen gebruik zijn en niet voor de verkoop.
7. Uit de andere aangetroffen feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet alsnog worden geconcludeerd dat de aangetroffen hennepteelt voor verkoop bedoeld was. De combinatie met de andere aangetroffen spullen heeft de burgemeester wel genoemd, maar zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat er samenhang met de aangetroffen planten bestond en dat deze alsnog tot bevoegdheid om op te treden op de a-grond leiden. Zij heeft ook de b-grond als bevoegdheid gebruikt. De beoordeling hiervan vindt hieronder plaats. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat artikel 13b, eerste lid, onder a van de Opiumwet in dit geval geen grondslag biedt om het bedrijfspand van eiser te sluiten
Bevoegdheid wegens het faciliteren van grootschalige hennepteelt (b-grond)
8. Eiser voert verder aan dat hij een microgroenten-kwekerij aan het oprichten was. Ter onderbouwing hiervan overlegt eiser een verklaring van een horecamanager over het leveren van microgroenten aan de Amsterdamse horeca, twee facturen van bestellingen bij de onlineshop van eiser, foto’s van zaden en (ontkiemende) plantjes in zwarte bakken, correspondentie met een leverancier van duurzame verpakkingen, correspondentie met een leverancier over het aankopen van zaden van microgroenten en correspondentie met een toeleverancier van assimilatieverlichting voor de tuinbouw om verlichting aan te kopen die geschikt is voor microgroenten.
9. De rechtbank overweegt het volgende. Op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang als er een voorwerp of stof als bedoeld in (voor zover hier van belang) artikel 11a voorhanden is. Artikel 11a van de Opiumwet bepaalt dat hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie.
10. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikelen 11a en 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet volgt dat de aangetroffen situatie van dien aard moet zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen.Om bevoegd te zijn om op deze grond op te treden is het niet nodig dat alle aangetroffen voorwerpen tegelijk geschikt zijn om een volledige beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepplantage op te zetten. Voldoende is dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de betrokkene wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de voorhanden voorwerpen bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig of grootschalig opzetten van een hennepplantage. Ook indien slechts een deel van de voorwerpen voorhanden is die nodig zijn om een beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepplantage op te zetten, kan de burgemeester bevoegd zijn, mits de voorhanden voorwerpen daartoe bestemd zijn. Zoals ook volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is van belang of het pand een schakel vormt in de productie of distributie van drugs.
11
.Uit de processen-verbaal volgt dat er in het bedrijfspand de volgende voorwerpen zijn aangetroffen:
- Dozen voor heimelijk vervoeren;
- Grote hoeveelheid stekbakjes;
- 125 x 5l = 625 liter groeimiddelen;
- 138 x 1l = 138 liter groeimiddelen;
- veel losse 1 liter flessen;
- Verschillende LED armaturen;
- Kweektent met LED, 17 planten, koolstoffilter en afzuiging;
- Kleinere kweektent ten behoeve van stekken;
- 1 pallet met dozen met daarin stekbakken;
Van de meeste goederen zijn geen aantallen genoemd. Niet alles is gefotografeerd en uit de foto’s die er wel zijn, is op te maken dat er kweekbakken op een stelling onder een lamp stonden. Eiser heeft hierover verklaard dat dit micro-groenten waren en daarvan in de bezwaarfase zelf ook foto’s overgelegd..
12. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat er sprake is van het faciliteren van de grootschalige hennepteelt omdat een groot deel van de goederen hiervoor specifiek is en in combinatie met hennepplanten is aangetroffen. Hiermee bedoelt de burgemeester blijkens de zitting de groeimiddelen, groeilampen, de koolstoffilters en de kweektent. Ook een kweekschema voor hennep, lange vloei en grinders kunnen niet worden gelinkt aan een kwekerij voor microgroenten.
13. Naar het oordeel van de rechtbank bieden de rapportages onvoldoende grondslag om de conclusie te trekken dat (de combinatie van) aangetroffen spullen bestemd is om grootschalige hennepteelt te faciliteren. In het primaire besluit (en niet heroverwogen in het bestreden besluit) worden de aangetroffen zaden hennepzaden genoemd, terwijl het rapport dit niet doet. Nu eiser aannemelijk heeft verklaard dat het zaden voor de micro-groenten betrof, is de gesuggereerde relatie met grootschalige hennepteelt ten onrechte gelegd. Ook de relatie van de 2 koolstoffilters en de lampen met grootschalige hennepteelt is niet aannemelijk gemaakt. Eiser had een filter bij de kweektent voor eigen gebruik en een lamp hangt (op de foto) in elk geval boven de tray met micro-groenten zodat de verklaring van eiser dat hij de lampen, waarvoor ook geen aantal is genoemd, daarvoor gebruikt, aannemelijk is. Nu de rapportage ook geen inzicht biedt in de aantallen van overige materialen (dozen voor geheim vervoer, kweekpotten, lange vloei, grinders) en gezien de aannemelijke verklaringen van eiser dat hij de hennepplanten voor eigen gebruik had en dat hij in het pand micro-groenten kweekte, is door de burgemeester niet aannemelijk gemaakt dat alle goederen, ook niet in combinatie, waren bestemd om grote en/of bedrijfsmatige hennepteelten op te zetten. Een relevante, aan grootschalige hennepteelt gerelateerde naamsbekendheid via de website, is evenmin aannemelijk gemaakt.
14. Dit neemt niet weg dat naar het oordeel van de rechtbank de burgemeester zich terecht op het standpunt stelt dat een aantal van de aangetroffen goederen niet in verband kunnen worden gebracht met het kweken van microgroenten, namelijk de grote hoeveelheid groeimiddelen, met de daarbij behorende promomaterialen, een pallet potgrond en de (vele) stekbakken (pluggen). Van die laatste heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij die voor de teelt van micro-groenten gebruikte. Daarbij acht de rechtbank het voornamelijk van belang dat er meer dan 763 liter plantenvoeding dan wel groeimiddelen is aangetroffen in het bedrijfspand. Blijkens de stukken staan de merken hiervan bekend om gebruikt te worden voor de professionele hennepteelt. Gezien de aangetroffen hoeveelheden van de groeimiddelen, ook 125 verpakkingen van 5 liter, de pallet potgrond en de vele pluggen is aannemelijk dat deze ten behoeve van grootschalige hennepteelten aanwezig waren. Eiser heeft hiervoor geen andere aannemelijke verklaring gegeven.
15. Hiermee ontstaat in beginsel de bevoegdheid voor de burgemeester om te sluiten op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet.
Gebruik maken van de bevoegdheid
16. Vervolgens is de vraag of de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft mogen maken van deze bevoegdheid en het bedrijfspand voor 6 maanden heeft mogen sluiten. De rechtbank stelt dat dat dit een kennelijke verschrijving betreft. De burgemeester heeft, ten tijde van het bestreden besluit, in de ‘Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet’ van december 2020 (Beleidsregel) vastgelegd hoe zij omgaat met de bevoegdheden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting van het bedrijfspand voor de duur van 6 maanden is in overeenstemming met de Beleidsregel. Daarin staat dat dit voor lokalen het uitgangspunt is en dat 12 maanden wordt toegepast bij verwijtbaarheid.
17. Dit betekent niet zonder meer dat de burgemeester haar besluit tot sluiting in redelijkheid heeft kunnen nemen. De burgemeester moet bij het nemen van een besluit een nadere beoordeling maken. Daarbij moet zij alle omstandigheden van het geval betrekken en bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig de Beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de Beleidsregel te dienen doelen.
18. In het beleid is aangegeven dat de termijn van 6, respectievelijk 12 maanden minimaal nodig is om de geschonden openbare orde te herstellen en de overige doelen te bereiken. Hierbij is onder meer opgenomen: de bekendheid teniet doen, de loop en gevaarzetting beëindigen, nieuw illegaal gebruik voorkomen, een signaalfunctie dat het gebruik onacceptabel is, de rust herstellen en verdere aantasting van het leefklimaat voorkomen.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de burgemeester de noodzaak van de duur van de sluiting in dit geval onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank acht het van belang dat er enkel groeimiddelen, potgrond en veel stekbakken (pluggen) zijn aangetroffen die niet gerelateerd kunnen worden aan het eigen gebruik van de hennepteelt ten behoeve van eigen gebruik en de teelt van micro-groenten. Het doel het gebruik van het pand daarvoor te beëindigen is daarmee gegeven. Echter, van bijdrage van de sluiting van 6 maanden aan de andere doelstellingen is niet aannemelijk gemaakt. Er is niet is gebleken dat er sprake is van een loop naar het bedrijfspand, van gevaarzetting wegens bekendheid in het milieu of van overlast voor de omgeving of onrust of gevaar van de openbare orde die daarmee gepaard kan gaan. Ook zijn geen indicatoren gebleken die in het beleid worden genoemd. Ook is er kennelijk geen sprake van recidive in het pand. Er zijn geen overige feiten of omstandigheden bekend, zoals bijvoorbeeld grote hoeveelheden cash-geld of naamsbekendheid in het criminele circuit, die erop duiden dat het bedrijfspand is betrokken bij drugshandel. Weliswaar is eiser bekend met hennepteelt, maar aannemelijk is dat dit voor eigen gebruik is. Voor zover de burgemeester meent dat de kweek van micro-groenten als een soort dekmantel moet worden gezien, heeft zij daarvoor niets aannemelijk gemaakt.
19. Het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd en het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met het motiverings- en evenredigheidsbeginsel. Nu de burgemeester het gebruik van de bevoegdheid nader moet beoordelen en de burgemeester daarbij beoordelingsruimte toekomt, ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat volgens de rechtbank in dit geval geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
Daarbij komt dat eiser na de sluiting van het onderzoek alsnog schriftelijk een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. De rechtbank zal dit ter behandeling doorzenden naar de burgemeester.
De burgemeester moet een nieuw besluit nemen met in achtneming van deze uitspraak. Zij dient daarbij tevens een oordeel te geven over het ingediende verzoek om schadevergoeding. Omdat dit mogelijk extra tijd voor onderzoek vergt, zal de rechtbank de termijn voor het nieuwe besluit bepalen op tien weken vanaf het moment dat deze uitspraak wordt verzonden.
20. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de burgemeester aan eiser het door hem betaalde griffierecht ter hoogte van € 361,- vergoeden.
21. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij in beroep heeft gemaakt. De burgemeester moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 748,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-.