ECLI:NL:RBMNE:2021:6282

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
C/16/531698 / KL ZA 21-334
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot realisatie van elektriciteitsaansluitingen voor garagepark

In deze zaak vordert Garagepark Almere B.V. dat Liander N.V. wordt veroordeeld om drie aansluitingen van 3x80A te realiseren voor hun garagepark in Almere. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van één installatie, waardoor Garagepark Almere geen recht heeft op meer dan één aansluiting. Indien de Autoriteit Consument en Markt (ACM) echter in het gelijk wordt gesteld, moet Liander de aansluitingen binnen 14 dagen realiseren. De zaak is behandeld in kort geding, waarbij de voorzieningenrechter de spoedeisendheid van de vordering heeft erkend, maar ook de complexiteit van de wet- en regelgeving in overweging heeft genomen. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten dat Liander de aansluitingen moet realiseren, maar alleen als de ACM bevestigt dat Garagepark Almere recht heeft op deze aansluitingen. De dwangsom is vastgesteld op € 5.000 per dag, met een maximum van € 100.000. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/531698 / KL ZA 21-334
Vonnis in kort geding van 30 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GARAGEPARK ALMERE B.V.,
gevestigd te Blaricum,
eiseres,
advocaat mr. R. van Exter te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. R.W. de Vlam te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Garagepark Almere en Liander genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de conclusie van antwoord,
de mondelinge behandeling op 21 december 2021 (via Skype), waarbij zijn verschenen [A] (titulair directeur van Garagepark Almere en Garagepark Nederland), mr. R. van Exter, [B] (bedrijfsjurist van Liander), [C] (operationeel manager van Liander), mr. R.W. de Vlam en mr. [D] ,
  • de pleitnota van Garagepark Almere,
  • de pleitnota van Liander.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Garagepark Almere heeft het Garagepark Almere Gooisekant aan de Transistorweg te Almere gebouwd (hierna: het garagepark). Het garagepark bestaat uit 288 afzonderlijke garageboxen (elk een afzonderlijk WOZ-object zijnde). Deze boxen zijn verkocht en geleverd aan individuele kopers, veelal ondernemers, die de garageboxen zullen gaan gebruiken voor opslag of als werkplaats. De oplevering is gepland in december 2021.
2.2.
Garagepark Nederland, de moeder van Garagepark Almere, heeft op 14 mei 2021 bij Liander een aanvraag ingediend (met aanvraagnummer [aanvraagnummer] ) voor een aansluiting van één object (Transistorstraat 48 G1) op het elektriciteitsnet van netbeheerder Liander. In het veld ‘Opmerkingen’ staat ‘We willen graag 3x3x80’. Deze drie aansluitingen zijn bedoeld om het gehele garagepark – met name de gemeenschappelijke voorzieningen – van elektriciteit te voorzien en daarop zullen ook de zonnepanelen worden aangesloten.
2.3.
Op 19 oktober 2021 heeft Garagepark Nederland een aanvullende aanvraag gedaan (aanvraagnummer [aanvraagnummer] ) voor twee 3x80A aansluitingen voor twee objecten (Transistorstraat 48 G2 en G3) op het elektriciteitsnet van Liander.
2.4.
Er is tussen partijen discussie ontstaan over de realisatie van de aanvraag van Garagepark Almere. Liander weigert de aanvraag uit te voeren op de wijze zoals is verzocht. Op de dag van de mondelinge behandeling van deze zaak en/of de dag daarna zal Liander wel één aansluiting van 3x80A aanleggen.

3.Het geschil

3.1.
Garagepark Almere vordert – samengevat – Liander te veroordelen de drie aansluitingen met aanvraagnummers [aanvraagnummer] en [aanvraagnummer] te (doen) realiseren zoals door Garagepark Almere aangevraagd, binnen 5 werkdagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag van niet nakoming met een maximum van € 500.000,00 en met veroordeling van Liander in de kosten van het geding.
3.2.
Garagepark Almere legt aan haar vordering ten grondslag dat Liander ten onrechte weigert de drie gevraagde 3x80A aansluitingen te realiseren. Liander heeft op grond van artikel 23 Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet) een aansluitplicht. De E-wet maakt een aansluiting mogelijk per afzonderlijk WOZ-object. De drie aansluitingen zijn aangevraagd op drie afzonderlijk WOZ-objecten, dus is er geen reden de aansluitingen te weigeren. Er is ook geen sprake van het ontstaan van een illegaal netwerk; Garagepark Almere wordt geen eigenaar maar de VvE van het garagepark waarin alle eigenaren vertegenwoordigd zijn. Het feit dat er wel één aansluiting van 3x80A zal worden gerealiseerd voor het garagepark valt ook niet te rijmen met de stelling van Liander dat een illegaal netwerk zal ontstaan. Bovendien is het niet aan Liander om te oordelen over de vraag of sprake is van een illegaal netwerk, maar aan de ACM. Liander mag ook niet het type aansluiting bepalen (op grond van artikel 27 lid 2 E-wet). Garagepark Almere en haar moeder Garagepark Nederland hebben ook voor vele andere garageparken de aansluitingen op deze manier doen realiseren en dat is eerder nooit een probleem geweest. De aansluitingen moeten worden
gerealiseerd binnen een redelijke termijn. Deze redelijke termijn is in ieder geval verlopen na 18 weken zoals neergelegd in artikel 23 lid 4 E-wet. Garagepark Almere dreigt door de weigering van Liander aanzienlijke schade te lijden. Zolang de garageboxen niet tijdig worden opgeleverd, kan Garagepark Almere de laatste termijn niet aan de eigenaren factureren, met alle financiële gevolgen van dien. De eigenaren van de garageboxen rekenen er bovendien op dat de garageboxen in december 2021 in gebruik genomen kunnen worden.
3.3.
Liander voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Primair stelt zij zich op het standpunt dat de vorderingen in deze procedure zich niet lenen voor een kort geding vanwege de hoge mate van complexiteit van de onderliggende regulatoire problematiek. De E-wet biedt daarbij de geëigende weg van geschillenbeslechting bij de ACM, inclusief een beroepsmogelijkheid bij het CBB (College van Beroep voor het Bedrijfsleven) en een spoedprocedure. Daarnaast is geen sprake van een spoedeisend belang en heeft Garagepark Almere niet de aanvragen gedaan, maar haar moeder Garagepark Nederland.
Voor zover dit geschil toch inhoudelijk beoordeeld zal worden, voert Liander het volgende aan. Liander heeft de publieke taak om op niet-discriminatoire wijze toegang te verlenen tot het net. Het systeem van wet- en regelgeving schrijft dwingendrechtelijk voor op welke manier afnemers moeten worden aangesloten. De aanvraag van Garagepark Almere voor drie 3x80A aansluitingen voor het garagepark past daar niet in. Daarvoor voert Liander de volgende redenen aan:
  • i) Indien sprake is van 288 garageboxen die de eigendom zijn van verschillende eigenaren (en waarvoor dus verschillende WOZ-beschikkingen zijn gegeven), moet het gemeenschappelijke stelsel van verbindingen (dat loopt van de (gevraagde) aansluiting op het openbare net tot aan de verschillende garageboxen) worden aangemerkt als een net in de zin van de Elektriciteitswet 1998. Liander meent dat het gehele garagepark moet worden beschouwd als één commerciële locatie of locatie met gedeelde diensten, zodat het technisch, organisatorisch of functioneel verbonden stelsel als één net moet worden gezien. Voor dat net kan slechts aanspraak gemaakt worden op één aansluiting.
  • ii) Een alternatief is dat niet sprake is van een net maar van één ‘installatie’ achter de aansluiting. Dat is alleen mogelijk indien het geheel van gebouwde eigendommen op basis van de uiterlijke kenmerken en het gebruik, ondanks de verschillende WOZ-beschikkingen, moet worden beschouwd als één onroerende zaak. Ook in dat geval kan Garagepark Almere slechts aanspraak maken op één aansluiting.
Gelet op de vermogensvraag van Garagepark Almere, heeft Liander één grootverbruikersaansluiting (AC4) geadviseerd. Garagepark Almere heeft hier niet mee ingestemd. Hierdoor resteert nog één alternatief voor aansluiting en dat is dat alle 288 garageboxen individueel worden aangesloten op het net van Liander met een 3x80A aansluiting. Kortom, er is sprake van ofwel één organisatorische eenheid of onroerend goed met één aansluiting ofwel 288 afzonderlijke WOZ-objecten met elk een eigen aansluiting.
Maar in ieder geval geen drie aansluitingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Garagepark Almere voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij het gevorderde; de oplevering van de garageboxen moet op korte termijn plaatsvinden en daarbij hoort de aansluiting op het elektriciteitsnet, waarvoor zij ook al geruime tijd geleden een aanvraag heeft gedaan.
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de complexiteit van de wet- en regelgeving die in deze zaak van toepassing is, niet in de weg staat aan behandeling van de zaak in kort geding. Het noopt hoogstens tot grote(re) voorzichtigheid bij de inschatting van de vraag wat de rechter in een eventuele bodemzaak zou beslissen. Dat een andere procedure, namelijk die van een klacht bij het ACM en beroep bij het CBB, meer ‘geschikt’ zou zijn, kan Garagepark Almere niet afhouden van de civiele rechter.
4.3.
Voor zover Liander heeft bedoeld te zeggen dat de vordering moet worden afgewezen, omdat Garagepark Almere geen aanvragen heeft gedaan maar Garagepark Nederland, volgt de voorzieningenrechter Liander hierin niet. Garagepark Almere heeft bij monde van titulair directeur [A] tijdens de mondelinge behandeling verteld dat Garagepark Nederland de aanvragen namens Garagepark Almere heeft gedaan. De voorzieningenrechter vindt dit voldoende aannemelijk nu [A] ook titulair directeur is van Garagepark Nederland.
4.4.
Daarmee komt de voorzieningenrechter toe aan de kern van het geschil, namelijk of Garagepark Almere voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de rechter in een eventuele bodemprocedure tot het oordeel zal komen dat Liander is gehouden om de gevraagde aansluitingen te realiseren.
Voor zover met de gevraagde drie aansluitingen een net zou ontstaan – zoals Liander heeft betoogd – staat dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in de weg aan realisatie daarvan. De voorzieningenrechter vermag niet in te zien waarom dat net niet met één gemeenschappelijk aansluiting zou ontstaan – zoals Liander die wel wil en zal aanleggen – maar wel met drie aansluitingen. Bovendien heeft Liander ook tijdens de mondelinge behandeling erkend dat zij niet beslist over de vraag of sprake is van een illegaal net.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat als geen sprake zou zijn van een net, dan wel sprake is van één installatie. Dit volgt uit de verklaring van [A] tijdens de mondelinge behandeling, waaruit volgt dat de drie gewenste aansluitingen bedoeld zijn voor het totale garagepark en naast elektra voor de afzonderlijke boxen met name bedoeld is om de gemeenschappelijk voorzieningen zoals het toegangshek en de liften van elektriciteit te voorzien en om de zonnepanelen op aan te sluiten. Eén 3x80A aansluiting is daarvoor onvoldoende en er zijn er volgens Garagepark Almere drie nodig om de benodigde hoeveelheid elektriciteit te kunnen transporteren. Liander heeft betoogd dat in dat geval slechts één aansluiting kan en mag worden gerealiseerd en dat daarom voor één grootverbruikersaansluiting van AC4 moet worden gekozen. Garagepark Almere wil dit niet, omdat het duurder is en langer duurt (soms meer dan één jaar) en meent op grond van artikel 27 lid 2 E-wet recht te hebben op aansluitingen die zij wenst. De voorzieningenrechter volgt Garagepark Almere hierin niet.
In voornoemd artikel is opgenomen dat een afnemer recht heeft op een aansluiting op het door hem gewenste spanningsniveau. Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat voor het gewenste spanningsniveau niet één aansluiting aangewezen is, maar dat dit gerealiseerd kan worden met meerdere kleinere aansluitingen. De voorzieningenrechter acht een dergelijke uitleg ook niet redelijk, omdat dan iedereen de vereiste grote aansluiting zou kunnen realiseren door meerdere kleine aansluitingen te combineren en dit met zich mee zou brengen dat het gereguleerde systeem van (aansluit)tarieven wordt omzeild. Dat Liander dit bij andere soortgelijke constructies wel heeft toegestaan, heeft Garagepark Almere niet onderbouwd. Dit betekent dat de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk vindt dat Garagepark Almere recht heeft op drie aansluitingen van 3x80A.
4.5.
Partijen en de voorzieningenrechter zien onder ogen dat (mede onder invloed van uitspraken van de ACM) op het juridische gebied met betrekking tot de E-wet sprake is van ontwikkelingen en voortschrijdend inzicht, zodat de kwesties waarover de voorzieningenrechter zich hiervoor heeft uitgesproken nog niet volledig zijn uitgekristalliseerd. Dat blijkt ook uit het feit dat Liander tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd dat meer soortgelijke dossiers op het bord van haar bedrijfsjurist liggen. Om hierover meer duidelijkheid te krijgen heeft Garagepark Almere gezegd de volgende dag de ACM om een oordeel te zullen vragen.
De voorzieningenrechter zou het niet rechtvaardig vinden wanneer Garagepark Almere, als zij in een door haar aan te spannen procedure bij het ACM in het gelijk zou worden gesteld en dus wél recht heeft op drie aansluitingen van 3x80A, opnieuw een aanvraag zou moeten doen en circa twee maanden – zo is door Liander in het vooruitzicht gesteld – op een aansluiting zou moeten wachten. Dit doet onvoldoende recht aan de belangen aan de zijde van Garagepark Almere. Liander heeft verklaard dat het verlenen van ‘voorrang’ aan Garagepark Almere op gespannen voet staat met het uitgangspunt van gelijke behandeling en het daaruit voortvloeiende principe dat iedereen in volgorde van datum van aanvraag wordt aangesloten. Liander verliest hierbij naar het oordeel van de voorzieningenrechter uit het oog dat de datum van aanvraag 14 mei 2021 is. Daarom zal de voorzieningenrechter wel bepalen dat Liander de gevraagde aansluitingen moet hebben gerealiseerd binnen 14 dagen nadat en in het geval dat Garagepark Almere volgens de ACM recht heeft op de gevraagde drie aansluitingen. De voorzieningenrechter zal hieraan een dwangsom verbinden van € 5.000,00 per dag en het maximum matigen tot een bedrag van € 100.000,00.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat hiermee voldoende aan het belang van Garagepark Almere tegemoet is gekomen, omdat de ACM volgens artikel 51 E-wet binnen twee maanden met een oordeel zal komen en die termijn dus al de dag na de mondelinge behandeling in deze zaak is aangevangen. De voorzieningenrechter acht de spoedeisendheid – in het licht van de hiervoor onder 4.4. ingeschatte kansen in een bodemprocedure – niet zodanig dat die periode niet kan worden afgewacht.
4.6.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Liander, uitsluitend in het geval dat de ACM op verzoek van Garagepark Almere oordeelt dat zij recht heeft op drie aansluitingen van 3x80A zoals aangevraagd (onder aanvraagnummers [aanvraagnummer] en [aanvraagnummer] ), om binnen veertien dagen na dat oordeel de drie aansluitingen te (doen) realiseren;
5.2.
veroordeelt Liander om aan Garagepark Almere een dwangsom te betalen van € 5.000,- voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2021.